Opdrachtgever
Al tijdens het oorspronkelijke politieonderzoek was duidelijk geworden dat S. de moord in opdracht had gepleegd. S. kende Meesters niet en had geen persoonlijk motief of belang om hem te vermoorden. Uit de verklaringen van de eveneens veroordeelde chauffeur van S. bleek ook dat S. destijds al had gezegd dat hij de moord had moeten plegen. S. heeft vele jaren na de moord, erkend dat hij in opdracht van verdachte heeft deelgenomen aan de zoektocht naar de zus van Meesters en haar vriendin. Zo heeft hij in opdracht van verdachte Meesters bedreigd en heeft hij, een aantal dagen later, ook in opdracht van verdachte, een krantenartikel over de moord gezocht en gebruikt om een dreigbrief te maken die naar de moeder van de andere vrouw is gestuurd, om ook haar onder druk te zetten. De verklaringen van S. vinden steun in de verklaringen van andere betrokkenen en in tapgesprekken en de rechtbank heeft dus geen reden om zijn verklaringen niet betrouwbaar te achten.
Uit het dossier komt verder naar voren dat verdachte een belang had bij de weggenomen drugs en daarmee bij het opsporen van de zus van Meesters en haar vriendin. Hij heeft zich actief en intensief bemoeid met de zoektocht naar beide vrouwen, zowel in Spanje als in Nederland. In Nederland heeft hij daarvoor onder andere S. ingezet. Er zijn geen overtuigende aanwijzingen in het dossier dat S. in deze periode ook opdrachten van anderen heeft gekregen die in verband kunnen worden gebracht met de gebeurtenissen voor en na de moord. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte de opdrachtgever van de moord op Meesters is geweest.
Alleen levenslang een passende straf
Opdracht geven om een onschuldige te laten vermoorden getuigt van een ongekende wreedheid. Uit tapgesprekken blijkt dat het doel van de moord op Meesters was om een voorbeeld te stellen. Door de moord is daarom niet alleen intens leed toegebracht aan de nabestaanden, maar is ook een uitzonderlijk zware inbreuk gemaakt op de rechtsorde. De boodschap die met de moord afgegeven moest worden was immers dat niemand, onschuldig of niet, veilig is als de belangen van verdachte worden geschaad. Naar het oordeel van de rechtbank vormt alleen een levenslange gevangenisstraf een passend antwoord op deze volstrekt onaanvaardbare boodschap.