Het onderzoek begon naar aanleiding van informatie die bij de politie binnenkwam over het verhandelen van vuurwapens en politie-uniformen door één van de verdachten. In het onderzoek werden undercover agenten van het team Werken onder Dekmantel ingezet. Vanaf maart 2018 legden zij contact met de hoofdverdachte, die hen inderdaad vuurwapens en politiekleding leverde. Hij gaf ook aan bereid te zijn een overval te plegen. De undercover agenten stelden toen een klus voor, waarvoor de hoofdverdachte drie medeverdachten inschakelde.
Het scenario was dat een criminele organisatie uit Engeland een tas met een groot geldbedrag per vliegtuig over zou brengen naar Nederland. Het plan was deze tas met geld af te pakken. De verdachte ging hier op in. Samen met anderen zou hij zich voordoen als agenten en de tas afpakken. Op die manier zouden eventuele spotters van de criminele organisatie op het vliegveld denken dat het om een legale politieactie ging. Samen met de medeverdachten bereidde hij de overval voor. Er werden politieattributen en telefoons gekocht, een bus gehuurd, uniformen geregeld, afspraken gemaakt over de uitvoering en de beloning. Naast nepwapens zouden er ook echte vuurwapens achter de hand worden gehouden en de bereidheid werd uitgesproken om ze ook daadwerkelijk te gebruiken bij de overval. Uiteindelijk kwam het er niet van; de mannen werden op 19 oktober tijdig aangehouden door de politie. Twee van deze vier worden ook verdacht van wapenhandel of wapen bezit. Naast deze vier verdachten kwamen twee andere verdachten in beeld. Een van hen was betrokken bij de heling van politie-uniformen; de ander bij de wapenhandel.
De verdachten ontkenden grotendeels, maar de officieren vonden de feiten bewezen op basis van de bevindingen van de undercover agenten, de inhoud van de vele tapgesprekken, de aangetroffen spullen in de bestelbus bij de aanhouding en in woningen, de DNA-sporen op die spullen en de foto’s in de telefoons waarop de verdachten te zien zijn in politiekleding. De verdachten gaven aan dat ze er waren ingeluisd door de undercover agenten. De officieren van justitie bestreden dat: er was reeds een verdenking toen deze methode werd ingezet en het initiatief is steeds uitgegaan van de verdachten. Ze noemden de handel in vuurwapens een “ernstig maatschappelijk probleem met onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen”, dat “bijdraagt aan zware criminaliteit”. Dat de mannen bovendien misbruik hebben gemaakt van het vertrouwen dat uitgaat van het politie-uniform, maakt het nog ernstiger. “Hiermee wordt het gezag van de politie ondermijnd”.
Bij de strafeis hielden de officieren rekening met het aandeel in de feiten van elke verdachte, hun strafblad en persoonlijke omstandigheden. Tegen de verdachte die alleen betrokken was bij de heling van politie-uniformen, eisten ze een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. Tegen de verdachte die alleen betrokken was bij de wapenhandel, twintig maanden. Tegen de vier mannen die ook betrokken waren bij het voorbereiden van de diefstal met geweld eisten ze gevangenisstraffen van 20 maanden, 24 maanden, 3 jaar en 4,5 jaar.