De eerste wet betreft een aantal bestuurlijke maatregelen die de overheid kan opleggen op grond van gedragingen die in verband kunnen worden gebracht met terroristische activiteiten of de ondersteuning daarvan. Bijvoorbeeld een meldplicht, gebiedsverbod of een contactverbod. Ook kan op grond van deze wet een uitreisverbod worden opgelegd als het gegronde vermoeden bestaat dat een persoon uit het Schengengebied wil reizen om zich aan te sluiten bij een terroristische organisatie. Al deze maatregelen kunnen alleen worden opgelegd als dat noodzakelijk is ter bescherming van de nationale veiligheid.
De tweede wet regelt dat paspoorten en identiteitskaarten automatisch vervallen als een uitreisverbod wordt opgelegd door de minister van Veiligheid en Justitie. Doel is de uitreis van personen naar jihadgebieden te voorkomen.
Tot slot stemde de Eerste Kamer in met de wet op grond waarvan het Nederlanderschap kan worden ingetrokken van jihadisten die zich in het buitenland aansluiten bij een terroristische organisatie. Bij terugkeer naar Nederland kunnen deze jihadisten immers een direct gevaar vormen voor de nationale veiligheid. In zo’n geval is een snelle reactie geboden om te voorkomen dat deze personen legaal kunnen terugkeren naar Nederland.
Als het Nederlanderschap wordt ingetrokken, zal de jihadist ook tot ongewenst vreemdeling worden verklaard. Deze beide maatregelen vullen de huidige mogelijkheden aan om terrorisme te bestrijden. De drie wetten zullen zo snel mogelijk inwerking treden.