De doorrekening is slechts een eerste inschatting van effecten: voor een aantal maatregelen is de vormgeving nog niet of onvoldoende uitgewerkt, er zijn daarom aannames gedaan om te kunnen doorrekenen. Een andere vormgeving dan aangenomen, kan tot andere uitkomsten leiden. Voor een aantal besparingen in de zorg geldt dat het CPB verwacht dat nadere maatregelen nodig zijn om de beoogde besparing te realiseren.
De plannen in het coalitieakkoord leiden tot een verslechtering van de overheidsfinanciën: het overheidssaldo in 2025 bedraagt -2,7% bbp. Het effect op het overheidstekort is kleiner dan de bestedingsimpuls doordat er doorwerkingseffecten optreden door hogere groei en werkgelegenheid, met name in de publieke sector. De bbp-groei ligt gemiddeld 0,5%-punt per jaar hoger dan bij ongewijzigd beleid. De werkgelegenheid bij de overheid en in het onderwijs neemt sterk toe. Als gevolg hiervan ligt de werkloosheid in 2025 0,8%-punt lager dan in het basispad. De statische koopkracht blijft in de komende kabinetsperiode in doorsnee gelijk, dat is iets gunstiger dan de licht negatieve ontwikkeling bij ongewijzigd beleid.
De kabinetsplannen laten de financiële lasten voor toekomstige generaties fors toenemen. In het coalitieakkoord is bij diverse beleidsmaatregelen aangenomen dat de uitgaven alleen tijdelijk stijgen. Het CPB acht dit niet in alle gevallen plausibel en neemt aan dat beleid dat naar de aard niet incidenteel is, structureel moet worden gefinancierd. Onder die aanname verslechtert het houdbaarheidssaldo met 2,7% bbp, de projectie van de staatsschuld in 2060 op basis van de huidige rentestructuur komt bijna 64% bbp hoger uit dan in het basispad. Ter vergelijking is ook doorgerekend wat het effect is wanneer de in het coalitieakkoord als incidenteel aangemerkte uitgaven inderdaad tijdelijk blijken te zijn. In dat geval verslechtert het houdbaarheidssaldo met 2,0% bbp, de staatsschuld in 2060 komt dan 47% bbp hoger uit. Tegenover deze hogere lasten staan overigens ook baten, omdat de effecten van intensiveringen in bijvoorbeeld onderwijs, klimaat en milieu deels terechtkomen bij toekomstige generaties.