De contractuele loonkosten (cao-lonen en werkgeverspremies) stegen met 1,6 procent in het tweede kwartaal van 2017. Sinds het begin van 2016 ligt de stijging van de contractuele loonkosten weer boven die van de cao-lonen.
In 2017 komt dit doordat de werkgevers meer bijdragen aan WAO- en WW-premies, en met name bij de overheid ook door de gestegen werkgeversbijdrage in pensioenpremies (ABP). De werkgeversheffing Zorgverzekeringswet en premies bij verschillende sectorfondsen zorgden juist voor een drukkend effect op de contractuele loonkostenstijging.
De lonen bij de sector overheid stegen met 0,4 procent minder in het tweede kwartaal van 2017 dan die bij de sector particuliere bedrijven (1,6%) en de gesubsidieerde sector (1,1%). In 2016 en 2015 waren de lonen bij de overheid juist een stuk hoger dan bij de andere sectoren. Dit kwam doordat bij de overheid in die loonstijging de loonafspraken verwerkt zijn, die voortvloeiden uit het in 2015 afgesloten Centraal Akkoord.
Het voorlopige cijfer over het tweede kwartaal van 2017 is gebaseerd op 82 procent van de cao’s waaruit de statistiek is opgebouwd. Ongeveer acht van de tien werknemers vallen onder een cao.
Loon(kosten) volgens Nationale Rekeningen
De lonen per arbeidsjaar waren in het eerste kwartaal van 2017 0,8 procent hoger dan in het eerste kwartaal van 2016. In de industrie en het onderwijs stegen de lonen met 2,1 procent het meest. In de zakelijke dienstverlening daalden de lonen met 0,6 procent. De loonkosten per arbeidsjaar, waarin ook de werkgeverspremies zijn opgenomen, stegen met 0,9 procent. De premies voor arbeidsongeschiktheid en pensioen zijn gestegen.