Het implanteren van een zogenoemd Left Ventricular Assist Devices (LVAD), ook wel kunsthart of steunhart genoemd, is een complexe en kostbare behandeling. Ziekenhuizen hebben een speciale vergunning nodig op grond van de Wet bijzondere medische verrichtingen om de operatie uit te mogen voeren.
Brug naar transplantatie
In 2011 kreeg het UMCG die vergunning, maar alleen als het steunhart diende als overbrugging van de wachtperiode voor een harttransplantatie (“bridge to transplant”). Inmiddels is er voldoende wetenschappelijk bewijs dat een steunhart voor patiënten met ernstig hartfalen die niet in aanmerking komen voor een harttransplantatie ook heel goed kan werken. Daarom mag het UMCG nu dus ook steunharten implanteren als behandeling van eindstadium hartfalen als een harttransplantatie geen optie meer is. Dit wordt “destination therapy”, of einddoeltherapie genoemd.
Hartziekten
Een steunhart neemt de pompfunctie van het hart gedeeltelijk of helemaal over. Dat is bijvoorbeeld nodig als de hartspier zo ernstig verzwakt of beschadigd is, dat deze het bloed niet meer goed kan rondpompen. Patiënten met ernstig hartfalen die ondanks medicijnen ernstige klachten houden, komen in aanmerking voor een steunhart.
Sinds 2011 heeft het UMCG al twaalf keer een steunhart geïmplanteerd. Meer dan de helft van die patiënten is inmiddels succesvol getransplanteerd. De anderen wachten nog op een donorhart. Verwacht wordt dat met deze nieuwe vergunning het aantal steunhartimplantaties zal stijgen tot tien per jaar (naast de circa 10 harttransplantaties).