In vergelijking met andere landen stierven er tien tot vijftien jaar geleden in Nederland veel meer baby’s rondom de geboorte. Na veel media-aandacht en nieuw beleid zijn zorgverleners (verloskundigen, gynaecologen, kinderartsen en kraamzorg) in de geboortezorg meer gaan samenwerken. De babysterfte is daarna tussen 2008 en 2016 sterk (rond 30%) gedaald. Maar na 2016 stagneerde die daling. Recent neemt de babysterfte weer toe. Het ministerie van VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu gevraagd te onderzoeken hoe dat komt en de geboortezorg nauw bij het onderzoek te betrekken.
Verschillende factoren vergroten de kans dat een baby rond de geboorte overlijdt. Voorbeelden zijn vroeggeboorte en een ongezonde leefstijl of obesitas van de aanstaande moeder. Met name obesitas komt steeds vaker voor. Maar ook sociale factoren hebben invloed, zoals laaggeletterdheid, taalachterstand en armoede. Deze risicofactoren verhogen het risico op vroeggeboorte en de kans op babysterfte. Babysterfte en vroeggeboorte komen bovendien vaker voor in achterstandswijken.
Volgens geïnterviewden liggen de kansen om babysterfte te vermijden vooral in de verbetering van de organisatie en kwaliteit van de geboortezorg. Zo geven zij aan dat de geboortezorg onder andere gebaat zou zijn bij het versterken van een gezamenlijk kwaliteitsbeleid, het afschaffen van de eigen bijdragen en het sneller kunnen uitwisselen van de juiste gegevens. Ook moet de geboortezorg meer gaan samenwerken met en steun krijgen van gemeenten, sociale zorg en jeugdgezondheidszorg.
Voor de toekomst kan een nog op te richten perinataal monitoring centrum meer inzicht gaan geven in de landelijke ontwikkelingen in de geboortezorg en de gezondheid van moeder en kind, zodat tijdige bijsturing mogelijk wordt.