Het niveau van het vo-diploma dat uiteindelijk wordt behaald hangt samen met het niveau van het leerkrachtadvies uit groep 8 en het brugklastype waarin de leerlingen in het voortgezet onderwijs startte.
Voor de start in het voortgezet onderwijs in het schooljaar 2010/’11 deden veel leerlingen de Citotoets, waaruit een advies voor het voortgezet onderwijs vloeide. In 2010 scoorden meisjes bijna even goed als jongens op deze toets. Het gemiddelde percentage goede antwoorden op de onderdelen taal, rekenen-wiskunde en studievaardigheden was voor jongens 75 procent en voor meisjes 74 procent.
Jongens en meisjes redelijk gelijk verdeeld over brugklassen
De startpositie in het voortgezet onderwijs van jongens verschilt weinig met die van meisjes. De verdeling over de verschillende brugklastypen middelden in 2010/’11 uit. Jongens startten met 12,0 procent wat vaker dan meisjes (10,8 procent) in een vwo-brugklas of in een vmbo-brede brugklas (10,5 procent versus 9,7 procent). Van de meisjes begon 11,6 procent in een vmbo-gt-brugklas, tegenover 10,8 procent van de jongens. Ook startten meisjes vaker in één van de bredere brugklassen waarin vmbo en havo en/of vwo worden gecombineerd.
Verschil jongens-meisjes neemt geleidelijk toe in de eerste drie leerjaren
In de eerste drie jaar van voortgezet onderwijs lopen jongens vaker vertraging op dan meisjes en stromen vaker zonder diploma uit het voortgezet onderwijs. De eerste drie jaar hebben alle leerlingen in havo en vwo dezelfde vakken. In het vmbo geldt dit voor de eerste twee jaar. Drie jaar nadat ze waren gestart in de brugklas 2010/’11, had van de meisjes 9,3 procent een jaar gedoubleerd; van de jongens was dat 14,8 procent. In diezelfde periode is daarnaast 3,0 procent van de meisjes zonder diploma uit het vo gestroomd, tegen 4,3 procent van de jongens.
Niveau diploma meisjes binnen zeven jaar voortgezet onderwijs hoger dan dat van jongens
Zeven jaar na de start in een brugklas in schooljaar 2010/’11 volgde nog een enkeling voortgezet onderwijs. De meeste leerlingen hadden inmiddels een diploma behaald van vmbo, havo of vwo. Meisjes haalden vaker (43,2 procent) dan jongens (38,2 procent) een havo- of vwo-diploma. Jongens behaalden met 24,7 procent vaker dan meisjes (21,8 procent) een vmbo-b- of vmbo-k-diploma. Naar verhouding behaalden bijna evenveel jongens als meisjes een diploma vmbo-gt.