Bij de in het UMCG ontwikkelde techniek, worden donorlevers die aanvankelijk van te matige kwaliteit zijn, eerst ‘opgeknapt’ in een perfusiemachine. De donorlevers worden eerst met speciale, koude zuurstofrijke vloeistof gespoeld en daarna geleidelijk opgewarmd naar 37 graden, waardoor deze weer gaan functioneren. Zo kan getest worden of de zuurgraad van de donorlever weer normaliseert en er weer gal aangemaakt wordt. Nadat de donorlever zo een aantal uren buiten het lichaam is getest, kan deze alsnog getransplanteerd worden in de patiënt.
Om een donorlever op de perfusiemachine op te warmen en te kunnen testen is in het UMCG een speciale vloeistof, met een synthetische zuurstoftransporter, ontwikkeld. Het UMCG werkte hierin samen met het bedrijf HbO2 Therapeutics uit de VS. Hierdoor hoeft er geen donorbloed gebruikt te worden voor het doorspoelen van het donororgaan. Deze vloeistof bevat naast voedingsstoffen een speciaal eiwit (Hemopure) dat zuurstof kan vervoeren bij zowel lage temperaturen als bij lichaamstemperatuur.