Bij een inkomen beneden de lage-inkomensgrens spreekt het CBS van risico op armoede. De lage-inkomensgrens hangt mede af van de gezinssituatie. Voor een paar met twee kinderen bijvoorbeeld lag de lage-inkomensgrens in 2014 op 1 920 euro per maand, voor een eenoudergezin met twee kinderen was dat 1 540 euro.
Bijna 1 op de 5 Haagse gezinnen met kinderen heeft laag inkomen
In Den Haag moest in 2014 bijna één op de vijf Haagse gezinnen met minderjarige kinderen rondkomen van een laag inkomen. Den Haag heeft relatief iets minder huishoudens met minderjarige kinderen met een laag inkomen dan bijvoorbeeld Rotterdam: 19 procent tegen 21 procent van alle huishoudens met kinderen. In Amsterdam had ook 19 procent van alle gezinnen met minderjarige kinderen een risico op armoede.
In de Schildersbuurt, Moerwijk en het Transvaalkwartier waren relatief veel gezinnen met een laag inkomen. In deze wijken had meer dan 30 procent van de huishoudens met minderjarige kinderen in 2014 een laag inkomen. In de wijken Westbroekpark en Duttendel en de Vogelwijk heeft minder dan 4 procent van de gezinnen een laag inkomen.
Het hebben van betaald werk verkleint het risico op armoede. In ruim 40 procent van de Haagse gezinnen met risico op armoede heeft geen van de ouders werk. Bij gezinnen zonder risico op armoede is dat maar 5 procent.
Beide ouders hebben werk
In Den Haag is bijna 45 procent van alle huishoudens met kinderen met een laag inkomen een eenoudergezin. Een scheiding leidt vaak tot een terugval in inkomen van (vooral) de moeder. In eenoudergezinnen met een laag inkomen is de arbeidsdeelname het laagst.
Minder vaak op havo/vwo
Opgroeien in een gezin dat rond moet komen van een laag inkomen gaat regelmatig samen met achterstanden op andere terreinen. Zo zitten kinderen uit gezinnen met een laag inkomen minder vaak op havo of vwo dan kinderen uit andere gezinnen. Ook in Den Haag is dat het geval. Daar heeft 21 procent van de kinderen van 12 tot 18 jaar met risico op armoede havo/vwo-niveau, tegen 39 procent van de kinderen uit andere gezinnen. Van de kinderen van 12 tot 18 jaar met risico op armoede heeft 36 procent vmbo-niveau, bij gezinnen zonder laag inkomen is dat 24 procent.
Vaker een Halt-straf
Kinderen in huishoudens met risico op armoede worden daarnaast ook vaker verwezen naar Halt voor een Halt-straf dan andere kinderen. Dit landelijke beeld is ook in Den Haag zichtbaar. Van alle Haagse kinderen van 12 tot 18 jaar die opgroeien in een gezin met een laag inkomen was 2,5 procent in 2014 bekend bij Halt. Van de kinderen uit andere gezinnen was dat 1,4 procent.