Het niet bezitten van de Nederlandse nationaliteit kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat een vreemdeling moeilijk naar het buitenland kan reizen, problemen heeft bij het afsluiten van hypotheken en verzekeringen of bepaalde beroepen niet kan uitoefenen.
De ombudsman onderzoekt op welke manier de IND in de praktijk invulling geeft aan de bewijsnood. Ook bekijkt hij de informatieverstrekking door de IND en door de gemeente bij het indienen van een naturalisatieverzoek. Hij verwacht zijn onderzoek eind 2016 af te kunnen ronden.
Achtergrond
In 2007 is een zogenoemde pardonregeling in werking getreden. Op grond van deze pardonregeling hebben sindsdien ongeveer 28.000 vreemdelingen een verblijfsvergunning gekregen. Als iemand vijf jaar een verblijfsvergunning heeft, kan hij of zij een naturalisatieverzoek indienen. Het lijkt erop dat een aanzienlijk deel van deze groep pardonners wel wil, maar niet kan naturaliseren.
In 2009 is de procedure voor naturalisatie aangescherpt. Dit betekent dat een vreemdeling bij een naturalisatieverzoek een geldig buitenlands paspoort en een gelegaliseerde geboorteakte moet verstrekken aan de gemeente, ook al hoefde dat niet voor het verkrijgen van de verblijfsvergunning zoals bij deze pardonners het geval was. Niet iedere vreemdeling lukt het om de vereiste documenten te bemachtigen. De IND maakt slechts een uitzondering op dit vereiste wanneer zij bewijsnood aanneemt.