zaterdag, 8. oktober 2022 - 10:06

Betere bescherming tegen riskant handelende energieleveranciers

Elektriciteitsmeter
Foto: Archief EHF/ foto ter illustratie
Amersfoort

De Consumentenbond is blij met het verscherpte toezicht van de Autoriteit Consument & Markt op het inkoopbeleid van energieleveranciers. Mede door druk van de Consumentenbond worden consumenten hierdoor beter beschermd tegen energiebedrijven die risicovol handelen en daardoor failliet gaan.

In een nieuwe beleidsregel van de Autoriteit Consument & Markt (ACM) staat dat energieleveranciers voortaan net zoveel energie moeten hebben ingekocht als zij verwachten te zullen moeten leveren in een bepaalde periode. Ook moeten zij elke maand kunnen aantonen dat ze niet in de problemen komen als de energieprijs op de markt de daaropvolgende 2 maanden zou verdubbelen.

Speculeren op de markt

In het verleden gingen energieleveranciers soms failliet doordat ze speculeerden op een dalende prijs op de handelsmarkt. Ze verkochten aan klanten energie tegen een bepaalde prijs, maar hadden die energie zelf nog niet ingekocht. Ze wachtten of hoopten dat de prijs op de markt zou dalen, zodat zij het verschil tussen in- en verkoopprijs konden opstrijken. Maar als de marktprijs dan steeg, kostte het de leverancier heel veel geld en gingen sommigen over de kop.

Betere bescherming

In 2021 vielen maar liefst 7 energieleveranciers om. De Consumentenbond riep de ACM meermaals op om het toezicht op de energiebranche aan te scherpen. De Consumentenbond vindt ook dat de positie van consumenten bij een faillissement van een energieleverancier beter moet.

Sandra Molenaar, directeur Consumentenbond: ‘consumenten kunnen veel geld kwijtraken als hun leverancier failliet gaat. Dat moet anders. Er is geen eenvoudige oplossing, maar we vinden dat het ondernemersrisico niet bij consumenten mag liggen. Te denken valt bijvoorbeeld aan consumenten voorrang geven bij de afwikkeling van het faillissement. Nu nog moeten ze achteraan in de rij van crediteuren sluiten. We zijn hierover in gesprek met het ministerie en de toezichthouder.’