Agenten krijgen de melding van het Operationeel Centrum zoals hierboven omschreven. Ze weten natuurlijk nog niet of het om een nep of een echt vuurwapen gaat, dus trekken ze hun extra kogelwerende vesten aan die in de dienstauto liggen. Ze rijden met meerdere eenheden naar het centrum.
“Handen omhoog!”
Op de Markt zien ze een groepje jongens dat aan de omschrijving van de getuige voldoet. De politiemensen roepen de jongens aan en geven hen de opdracht om hun handen in de lucht te steken en zich van elkaar te verspreiden. De jongens schrikken van de agenten en doen hun handen omhoog. Ze nemen afstand van elkaar, zoals hen opgedragen is. De agenten fouilleren de vijf op basis van de Wet Wapens en Munitie. Een van de jongens (17) geeft tijdens het onderzoek aan de kleding aan dat hij een nep pistool in zijn nektasje heeft. De agent die hem fouilleert pakte het wapen en zag dat het inderdaad een nepwapen betrof. De jongen bleek ook nog een mes bij zich te hebben. Een andere jongen (16) had ook een mes bij zich. De rest van het groepje heeft niets bijzonders bij zich.
De twee verdachten werden aangehouden, in een politieauto gezet en meegenomen naar een politiecellencomplex. Omdat de jongens nog niet eerder met de politie in aanraking waren geweest, hoevden ze, op last van de officier van justitie, nu niet de cel in, maar wordt met hen de afspraak gemaakt dat ze zich zondag bij de politie melden voor verhoor.