Omdat het ziekteverzuim een seizoenpatroon vertoont (het verzuim is in het eerste en in het vierde kwartaal altijd hoger), worden de cijfers niet vergeleken met kwartalen in hetzelfde jaar. Om na te gaan hoe het ziekteverzuim zich ontwikkelt wordt gekeken naar dezelfde periode in voorgaande jaren.
In 2020, het eerste coronajaar, was het verzuimpercentage in het derde kwartaal 4,4. Een jaar eerder was dat 4,0. Het is de grootste plus tussen twee derde kwartalen deze eeuw. In de reeks vanaf 1996 viel alleen het ziekteverzuim in de derde kwartalen van 1999, 2000, 2001 en 2002 hoger uit. In april 2002 werd de Wet verbetering poortwachter ingevoerd om het langdurig ziekteverzuim terug te dringen.
Meeste verzuim in de zorg
Het ziekteverzuim was het hoogst in de gezondheids- en welzijnszorg, te weten 6,3 procent. Een jaar eerder was dit 5,9 procent. Vooral in de verpleeg- en verzorgingstehuizen was het verzuim hoog. Het percentage lag daar met 7,3 ook hoger dan een jaar eerder, toen het 7,0 was. In de welzijnszorg zonder overnachting was het verzuim 6,5 procent. Onder deze zorg vallen de thuiszorg en het maatschappelijk werk.
Laagste verzuim bij kleinste bedrijven
Het ziekteverzuim is traditiegetrouw het laagst in de kleinste bedrijven. In bedrijven met minder dan 10 werknemers was het verzuim 3,2 procent (vorig jaar 3,0 procent). Bij de middelgrote bedrijven was het verzuim 4,2 procent (vorig jaar 4,1 procent) en bedrijven met 100 werknemers of meer hadden een ziekteverzuim van 5,1 procent (4,8 procent een jaar eerder).