De afgelopen twee jaar is het aantal WIA-claimbeoordelingen dat niet binnen de wettelijke termijn van acht weken kan worden uitgevoerd sterk toegenomen. Dat is het gevolg van de al langer bestaande mismatch tussen vraag en aanbod van de sociaal-medische beoordelingen en de tijdelijke beperking van fysieke spreekuren door verzekeringsartsen vanwege de coronamaatregelen.
Wanneer een beoordeling langer op zich laat wachten kunnen mensen, om te voorkomen dat ze tijdelijk geen inkomen hebben, een voorschot krijgen. Mocht de WIA-uitkering niet worden toegekend of lager zijn dan het voorschot, dan kan dit leiden tot een (gedeeltelijke) terugvordering.
Door de oplopende achterstanden bij de WIA-claimbeoordelingen is het aantal en de duur van de voorschotten fors gestegen en daarmee ook het aantal en de hoogte van de terugvorderingen. Dit kan ervoor zorgen dat mensen met terugwerkende kracht een periode geen inkomen hebben, omdat zij zonder het voorschot in die periode geen inkomen hadden uit andere voorzieningen, en dat voorschot vervolgens terug moeten betalen. UWV houdt bij terugvordering altijd zoveel mogelijk rekening houdt met de persoonlijke en financiële situatie van mensen. Toch heeft UWV via de eigen Maatwerkplaats signalen gekregen dat mensen in financiële problemen kunnen komen door een terugvordering. Meer recent hebben ook de Centrale Cliëntenraad van UWV en de Landelijke Cliëntenraad hier op gewezen. UWV vindt het onwenselijk dat mensen problemen ondervinden door de terugvordering van WIA-voorschotten en is op zoek gegaan naar een passende oplossing voor deze problematiek.
‘Mensen mogen niet de dupe worden van vertraging’
‘We vinden het niet aanvaardbaar dat mensen de dupe worden van vertragingen bij de WIA-claimbeoordelingen waar zij geen enkele invloed op hebben’, zegt UWV-bestuurder Guus van Weelden. ‘Het is onredelijk dat ze voorschotten die om die reden zijn verstrekt moeten terugbetalen. Daarom hebben we, in overleg met het ministerie, besloten de terugvorderingen die samenhangen met te late WIA-claimbeoordelingen stop te zetten en geen nieuwe terugvorderingen in te stellen. Wanneer vorderingen al betaald zijn, worden die door ons weer teruggestort.’
De maatregel geldt voor mensen die op of na 1 januari 2020 een WIA-voorschot hebben gekregen en voor mensen die op 1 januari 2020 een lopend voorschot hadden.
Van Weelden: ‘De datum van 1 januari 2020 is gekozen om zoveel mogelijk mensen die door bovengenoemde oorzaken met een vertraging te maken hebben tegemoet te kunnen komen. De stijging van het aantal voorschotten is ingezet in het laatste kwartaal van 2019. Ook mensen die vanaf toen een voorschot hebben gekregen helpen we, door ook de al lopende voorschotten op 1 januari 2020 mee te nemen in deze maatregel.‘
UWV heeft een speciaal team WIA Voorschotten opgezet dat persoonlijk contact opneemt met deze mensen om een toelichting te geven en hun individuele situatie te bespreken. UWV onderzoekt verder de mogelijkheid om voortaan, daar waar een voorschot zich voordoet, alvast te starten met de re-integratiedienstverlening in afwachting van de claimbeoordeling.
Structurele oplossing nodig
UWV stelt vanaf nu ook geen nieuwe terugvorderingen meer in wanneer een te late WIA-claimbeoordeling heeft geleid tot het verstrekken van een voorschot. Dit blijft in ieder geval zo tot eind 2022. De verwachting is dat dan dusdanige maatregelen zijn genomen dat aantal en duur van de voorschotten weer op een normaal niveau zijn. In de zomer van 2022 wordt samen met het ministerie bekeken of dit haalbaar is.
Op korte termijn gaat UWV aan de slag met de verbetering van de interne processen om hoogte en duur van de voorschotten waar mogelijk te beperken. Maar om de achterstanden bij de WIA-claimbeoordelingen, en dus het aantal voorschotten, echt terug te dringen is een structurele oplossing nodig voor de mismatch tussen vraag en aanbod van de sociaal-medische beoordelingen. UWV, de Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde (NVVG) en minister Koolmees (SZW) hebben recent afspraken gemaakt over een aantal maatregelen die moeten leiden tot een efficiëntere inzet van de verzekeringsarts om zo de groeiende vraag naar sociaal-medische beoordelingen het hoofd te bieden. Maar dat alleen is niet voldoende.
Zoals de minister ook schrijft in de Kamerbrief van 9 april is er meer nodig, namelijk een wijziging in werkwijzen en wet- en regelgeving. Van Weelden: ‘Met die werkwijzen gaan we zelf aan de slag, maar voor de wijziging van wet- en regelgeving hebben we echt de politiek nodig. Daarvoor is het belangrijk dat Den Haag snel ingrijpende keuzes durft te maken. We doen dan ook een dringend beroep op de formerende partijen om dit mee te nemen en hopen dat een nieuw kabinet hier, samen met de nieuwe Tweede Kamer, vol op inzet.’