Het verbruik van hernieuwbare energie bedroeg 219 PJ (petajoule) in 2020, 19 procent meer dan in 2019. Het totale finale energieverbruik was in 2020 bijna 2000 PJ, ongeveer 100 PJ lager dan in 2019. Deze daling van het totale verbruik heeft ook bijgedragen aan de toename van het aandeel hernieuwbare energie. Het totale finale energieverbruik bestaat uit het verbruik van elektriciteit, brandstoffen voor vervoer en energie voor verwarming van gebouwen en processen in de industrie. Vooral het energieverbruik voor vervoer daalde, als gevolg van minder verkeer in 2020, onder andere door verregaande maatregelen in de bestrijding van het coronavirus.
In EU-verband is vastgelegd dat hernieuwbare energie 14 procent van het Nederlands energieverbruik moest uitmaken in 2020. Naast verbruik van hernieuwbare energie uit eigen land, kan ook hernieuwbare energie worden ingekocht bij andere landen (een zogeheten statistische overdracht). Op basis van deze voorlopige cijfers over 2020 zou een overdracht van ongeveer 16 TWh (miljard kWh) uit het buitenland nodig zijn om het afgesproken doel van 14 procent te halen. In juni 2020 is een overeenkomst afgesloten met Denemarken om 8 tot 16 TWh hernieuwbare energie over te dragen.
Forse toename capaciteit windenergie en zonnestroom
Het verbruik van energie uit wind nam met 29 procent toe tot 50 PJ. De belangrijkste reden voor deze stijging is de toename van de opgestelde capaciteit van windmolens op zee door de realisatie van het windmolenpark bij Borssele. Ook op land zijn vorig jaar meer windmolens geplaatst. De totale capaciteit van windmolens ging van 4 500 megawatt (MW) eind 2019 naar 6 600 MW eind 2020.
Het verbruik van zonne-energie (elektriciteit en warmte) groeide in 2020 met 47 procent naar 30 PJ. Ook hier speelden nieuwe zonneparken de belangrijkste rol. De opgestelde capaciteit van zonnepanelen voor zonnestroom steeg opnieuw met een recordhoeveelheid van 7 200 MW in 2019 naar iets meer dan 10 000 MW in 2020.