Het aantal stakingen wordt bijgehouden sinds 1901. Het laagste aantal werd geregistreerd in 1967, het enige jaar met 8 werkstakingen. Daarnaast waren er drie jaren met 11 stakingen en twee met 9 (1983 en 2020).
Twee derde van de stakingen in eerste kwartaal
Van de 9 stakingen in 2020 vonden 6 plaats in het eerste kwartaal. Alleen in de laatste twee weken van dat kwartaal golden strenge coronamaatregelen. In de rest van het jaar waren er beperkingen voor het houden van bijeenkomsten. De anderhalvemetermaatregel gold aldoor en tijdens perioden met een strengere lockdown was het niet toegestaan om met groepen bij elkaar te komen. Verder werden in veel gevallen cao-onderhandelingen uitgesteld vanwege de coronacrisis.
Relatief veel verloren arbeidsdagen
Als het gaat om het aantal stakers, hoorde 2020 juist bij de jaren met de hoogste aantallen, namelijk 105 duizend. Alleen in 2017 en 2019 waren er meer werknemers betrokken bij stakingen. Dat verklaart het grote aantal verloren arbeidsdagen (211 duizend). Ter vergelijking: in 2019 gingen bij 26 stakingen 391 duizend arbeidsdagen verloren en in 2018 bij 28 stakingen 239 duizend arbeidsdagen.
Meeste stakers uit het onderwijs
Alle stakingen werden in 2020 uitgeroepen door de vakbonden. In de bedrijfstakken handel en vervoer vonden 6 van de 9 stakingen plaats, maar dat waren niet de gelegenheden waarbij de meeste arbeidsdagen verloren gingen. Verreweg de meeste arbeidsdagen waren gemoeid met de onderwijsstakingen. Daarbij waren ook de meeste werknemers betrokken.
Meer werknemers tevreden met salaris
Zoals in de meeste jaren was ontevredenheid over het salaris de voornaamste reden om te staken. Uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA), uitgevoerd door het CBS en TNO, blijkt dat in 2020 een kleiner deel van de werknemers ontevreden was over het salaris dan in 2019 (22 procent tegen 27 procent). In 2020 was 78 procent (heel) tevreden over het salaris. De tevredenheid was bij mannen wat hoger dan bij vrouwen (80 procent tegen 76 procent). Werknemers bij financiële instellingen (89 procent) en in het openbaar bestuur (87 procent) waren het vaakst tevreden over hun salaris, werknemers in de horeca (70 procent) het minst vaak.