De drie onderzochte bedrijfstakken voor de exportindicator vertegenwoordigen het leeuwendeel van het volume van de Nederlandse exportwaarde van goederen en diensten, namelijk ruim 90 procent (gemiddelde 2015-2019). Het aandeel van de industrie is bijna 52 procent, van de dienstensector bijna 33 procent en van de groothandel bijna 7 procent. De exportindicator is gebaseerd op de oordelen van ondernemers over de buitenlandse omzet, concurrentiepositie en de orderpositie en de verwachting over buitenlandse orderontvangsten.
Pessimisme onder ondernemers industrie licht afgenomen
In de industrie zijn nog steeds meer ondernemers pessimistisch over de export dan optimistisch, maar de exportindicator steeg van -20 in het tweede kwartaal naar -10 in het derde kwartaal. Verbetering in de verwachte buitenlandse orderontvangsten had de grootste invloed op de stijging. In de industrie stond deze deelindicator begin derde kwartaal op -0,2, terwijl de stand begin tweede kwartaal nog -42,3 was. Het oordeel van de industrie over de buitenlandse omzet verbeterde eveneens, met 10 procentpunt.
De andere twee deelindicatoren verslechterden voor de industrie in het derde kwartaal. Het oordeel over de buitenlandse exportpositie daalde naar -24,7 in het derde kwartaal, terwijl het oordeel van industriële exporteurs over hun buitenlandse concurrentiepositie daalde van -1,9 naar -4,2.
Exporteurs dienstensector ook minder negatief
De exportindicator voor de dienstensector verbeterde eveneens in het derde kwartaal, tot -5,8. Vooral de verwachte buitenlandse orderontvangsten voor de komende drie maanden droegen bij aan de verbetering (van -26,6 naar 1,1). Ook in hun oordeel over de buitenlandse omzet waren de dienstenexporteurs minder negatief. Het oordeel over de buitenlandse orderpositie en over de buitenlandse concurrentiepositie in het derde kwartaal bleef min of meer gelijk.