De schietpartij
Op 15 oktober 2017 sprak verdachte samen met twee medeverdachten verschillende fietsers op de Korreweg aan, waaronder het slachtoffer. Nadat het slachtoffer weigerde ‘iets te gaan drinken’ met de verdachte, begonnen ze aan zijn fiets te trekken en hem te duwen en te slaan. Naar aanleiding daarvan heeft het slachtoffer de hoofdverdachte bij zijn revers gepakt. In een reactie hierop heeft hoofdverdachte zijn revolver gepakt, meermalen op het slachtoffer geschoten en hem vervolgens zwaar gewond op het asfalt van de Korreweg achtergelaten. Het slachtoffer heeft aan de schietpartij onder meer ernstig blijvend letsel, te weten een hoge dwarslaesie, overgehouden. De vordering benadeelde partijen, die het slachtoffer had ingediend, is voor een groot deel toegewezen, tot € 369.344,70.
Strafmotivering
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er in de zaak van de hoofdverdachte een aantal zwaarwegende factoren die de strafoplegging rechtvaardigen. De rechtbank neemt in het bijzonder in aanmerking dat het leven van het slachtoffer van de schietpartij ingrijpend en verstrekkend is veranderd. Hij is voor de rest van zijn leven gebonden aan een rolstoel en ervaart nog iedere dag angst, onzekerheid en andere psychische gevolgen. De lichamelijke integriteit en persoonlijke vrijheid van een volkomen willekeurig slachtoffer zijn op grove wijze geschonden. Dit rekent de rechtbankverdachte zwaar aan. Het gebeurde heeft ook voor grote ophef in de buurt en in de maatschappij gezorgd. Met name het feit dat het gaat om een willekeurig slachtoffer heeft mensen veel schrik aangejaagd en zorgt tot op de dag van vandaag voor gevoelens van angst en onveiligheid. Hoofdverdachte heeft zich schuilgehouden en beroepen op zijn zwijgrecht. Hij heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen. De twee medeverdachten die bij het incident aanwezig waren zijn naar het oordeel van de rechtbank overvallen door het schieten van de hoofdverdachte. Desalniettemin hebben zij door samen met hoofdverdachte openlijk geweld te plegen een voedingsbodem gecreëerd voor het buitensporige geweld van de hoofdverdachte. Eén van hen werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en een taakstrafvan 160 uur, de ander tot 6 maanden gevangenisstraf, waarvan 3 maanden voorwaardelijk.
Veroordeling in meerdere zaken
De rechtbank veroordeelt de hoofdverdachte in deze omvangrijke rechtszaak ook voor meerdere feiten in andere zaken. Zo heeft hij in 2016 zijn toenmalige vriendin bedreigd met misdrijf tegen het leven en mishandeld. Daarmee heeft hij haar lichamelijke integriteit aangetast en het gevoel bij haar opgewekt dat hij haar daadwerkelijk iets aan zou doen. Tevens was hij in dat jaar samen met anderen betrokken bij een ramkraak op een telefoonwinkel in Zuidlaren. Daarbij hebben zij enkel uit financieel gewin gehandeld en niet nagedacht over de gevolgen en schade die ze zouden aanrichten. Verder heeft hij veelvuldig wapens, waaronder vuurwapens voorhanden gehad.
Oplegging maatregel TBS
De hoofdverdachte heeft niet meegewerkt aan het onderzoek naar zijn persoon door het Pieter Baan Centrum (PBC). Uit het rapport van het PBC blijkt echter toch dat sinds de kindertijd van hoofdverdachte meermaals sprake is geweest van contact met justitie, agressieve incidenten en een gebrek aan berouw daarover. Volgens de gedragsdeskundigen duidt dit op een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De rechtbankneemt dit oordeel over. Doordat de dynamiek achter het gedrag niet kon worden onderzocht, kon door de deskundigen geen oordeel worden gegeven over de doorwerking van deze gebrekkige ontwikkeling van de persoonlijkheid in het ten laste gelegde. De rechtbank gaat er daarom van uit dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van recidivegevaar. Zij vindt het daarom nodig om naast de gevangenisstraf van 10 jaar de maatregel TBS met dwangverpleging op te leggen.
Veroordeelding voor hulp bij ontlopen opsporing
Twee andere medeverdachten werd onder andere ten laste gelegd dat zij zouden hebben geholpen de hoofdverdachte te verbergen na het schietincident. Voor dat feit, en voor wapenbezit, is één van hen veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren. De andere medeverdachte werd er tevens van verdacht een getuige in het proces te hebben bedreigd. Daarvan is hij wegens gebrek aan bewijs vrijgesproken.