Het delen van inlichtingen tussen de verschillende diensten was tot de aanslagen in Parijs een hekel punt. Er werd wel informatie gedeeld, maar dit was selectief en niet gestructureerd. De geheime diensten waren vooral bang om de bronnen van hun informatie prijs te geen.
Ook de zogenoemde ‘derde-landregel’ speelt hierbij een rol. Landen mogen hierdoor geen informatie doorspelen die zij van een bevriend land hebben gehad. Na Parijs is het roer omgegaan en is er op structurele wijze contact en wisselt men informatie uit over mogelijke terroristische personen of groeperingen.