Er is veel te weinig geld beschikbaar voor omvangrijke restauraties van grote, beeldbepalende rijksmonumenten, zo blijkt uit een inventarisatie van de 12 provincies. Zij dringen er bij het Rijk op aan een meer realistisch budget voor restauraties beschikbaar te stellen, anders dreigen een aantal iconische monumenten verloren te gaan.
De provincies zijn pas sinds 2012 verantwoordelijk voor het restaureren van Rijksmonumenten. Zij krijgen daarvoor jaarlijks 20 miljoen euro van het Rijk en dragen middels cofinanciering zelf ook fors bij.
370 miljoen in vijf jaar
Uit een inventarisatie naar de restauratieopgave voor de kanjermonumenten (grote rijksmonumenten die beeldbepalend zijn en bijdragen aan de herkenbaarheid van een gebied) blijkt dat de komende vijf jaar alleen al voor deze grote monumenten 370 miljoen nodig is. Hiervoor is nog geen geld door het Rijk beschikbaar gesteld. Het gaat om 36 monumenten, verspreid over de 12 provincies, waaronder de Eusebiuskerk in Arnhem, Paleis Soestdijk, het station in Middelburg en de Dom in Utrecht. Dat is nog exclusief de monumentale Maastunnel waar € 262 miljoen aan restauratiekosten voor nodig is.
Realistische bijdrage
Provincies willen een realistische rijksbijdrage en ook voor de lange termijn garanties. Ze willen op zeer korte termijn afspraken maken met het Rijk over een programmatische aanpak van de kanjermonumenten. Fleur Gräper – Van Koolwijk, gedeputeerde Groningen en portefeuillehouder cultureel erfgoed namens de gezamenlijke provincies: “Provincies zijn bereid hun verantwoordelijk te nemen en dat doen zij, ook financieel, maar bij het takenpakket hoort ook een realistische bijdrage van het Rijk die in verhouding staat tot de opgave die er ligt. Deze inventarisatie geeft aan dat een substantiële bijdrage van het Rijk noodzakelijk is om te voorkomen dat deze iconen in verval raken. Provincies slagen erin om veel extra geld te genereren ten behoeve van restauraties, dat blijkt ook uit een evaluatie uit 2014, maar zonder een extra bijdrage van het Rijk lopen we het risico dat een aantal beeldbepalende monumenten bouwvallen worden. Om dat te voorkomen, willen wij op basis van deze nieuwe inzichten ook nieuwe afspraken maken met het Rijk.”
Decentralisatie
De zorg voor Rijksmonumenten werd, na een succesvolle pilot in 2009, in 2012 gedecentraliseerd naar de provincies. De belangrijkste reden om het restaureren van Rijksmonumenten van Rijk naar provincies te decentraliseren was dat de provincie vanuit haar kerntaak op het gebied van ruimtelijke ordening en omgevingsbeleid een verbindende rol kan spelen en geldstromen van publieke en private partijen in de regio kan genereren. Achterliggende doelen van de decentralisatie waren dat uitvoering van deze taak door provincies bijdraagt aan versterking van de historische factor in ruimtelijk beleid, vereenvoudiging in regelgeving, lastenvermindering bij de eigenaar en gerichte stimulering van herbestemming en kwalitatief goede restauratieprocessen. Niet alleen de taak, maar ook de middelen werden bij provincies neergelegd. Gezamenlijk ontvangen de provincies hiervoor 20 miljoen euro per jaar van het rijk. Zij verdelen onderling dit budget. Uit een evaluatie in 2014 blijkt dat provincies erin slagen om veel extra geld (jaarlijks 20 tot 40 miljoen) te generen ten behoeve van restauraties. Dit laatste gebeurt door naast eigen provinciale middelen in te zetten, ook monumenteigenaren zelf aan te sporen of te verplichten middelen te verwerven.