Pas heel recent worden er genetische markers voor depressie gevonden. Met name de steeds omvangrijker wordende studies met zowel genetische informatie als informatie over depressie hebben tot dit succes geleid. Daarvoor was er een periode van ruim tien jaar waarin onderzoekers wel het menselijk genoom in kaart konden brengen, maar geen link met depressie konden vinden.
Combineren studies depressie, schizofrenie en bipolaire stoornis
De onderzoekers van het UMCG baseerden zich ook op hele grote studies, maar hadden een wat andere benadering. Zij gebruikten reeds gepubliceerde gegevens van andere onderzoekers voor het vinden van genen. Hun aanpak richtte zich op het combineren van studies over depressie met twee andere psychiatrische aandoeningen: schizofrenie en bipolaire stoornis. Schizofrenie en bipolaire stoornis hebben een gedeelde genetische achtergrond met depressie. De erfelijke overlap met schizofrenie en bipolaire stoornis gebruikten de UMCG-onderzoekers om nieuwe genetische markers voor depressie te vinden. Ze maakten zo gebruik van het feit dat ook voor schizofrenie en bipolaire stoornis reeds hele grote studies waren gedaan. Dit bleek een extra krachtige aanpak om nieuwe genetische markers voor depressie te vinden.
Nieuwe genetische markers depressie
In totaal leverde deze aanpak 20 nieuwe genetische markers op. Tot slot keken de onderzoekers in een onafhankelijke steekproef onder deelnemers van de UK Biobank met en zonder depressie om te zien in hoeverre de nieuwe bevinding van de 20 markers ook daar werden teruggevonden. Dat was het geval voor 13 markers, 5 waren al in de wetenschappelijke literatuur gelinked aan depressie, maar 8 waren helemaal nieuw. Catharina Hartman, een van de hoofdonderzoekers van het UMCG onderzoek: “Ik had dit recente succes eigenlijk niet meer verwacht. Langere tijd vonden we helemaal niets, terwijl er veel succes was voor andere veelvoorkomende complexe ziekten zoals type 2 diabetes en hoge bloeddruk. Ik ging er inmiddels vanuit dat depressie, en psychiatrische stoornissen in het algemeen, te “ingewikkeld” was om onderliggende genen te kunnen identificeren.”
Betekenis voor onderzoek en behandeling
Het aantal nieuwe markers is een bescheiden aantal, maar draagt zeker bij in het totaalplaatje. Het is opmerkelijk dat het combineren van resultaten van reeds bestaand onderzoek, dus zonder extra kosten en zonder extra moeite van mensen om biologisch materiaal af te staan en informatie over symptomen van depressie te geven, tot nieuwe bevindingen kan leiden. Hoofdonderzoeker en genetisch epidemioloog Harold Snieder: “Dit type onderzoek is dan ook veelbelovend en kan bij toepassing op andere complexe psychische of fysieke aandoeningen tot verdere ontdekkingen leiden. Langzaam leren we meer over de onderliggende biologische mechanismen, er is echter nog een lange weg te gaan.” Desalniettemin is er, eindelijk, veel progressie in het onderzoek naar de erfelijkheid van psychiatrische stoornissen. De onderzoekers zijn dan ook optimistisch: “Mogelijk gaat dit genetische onderzoek uiteindelijk wel veel opleveren voor de vroegherkenning en behandeling van patiënten”.