Vertraagde maaglediging (maagledigingsstoornis of gastroparese) kan verschillende oorzaken hebben. Het kan aangeboren zijn of het gevolg van diabetes, maar komt ook voor als complicatie van een maagoperatie. Met name patiënten die al vele jaren suikerziekte hebben, kunnen er last van krijgen. Aangezien Nederland ruim één miljoen diabetici telt, gaat het om een potentieel grote groep patiënten.
Sondevoeding
Gastroparese kan tot ondervoeding leiden. Patiënten kunnen nauwelijks nog op een normale manier de dagelijkse kost tot zich nemen, hebben voortdurend last van een vol gevoel, misselijkheid en soms braken. Een deel van de patiënten krijgt dan sondevoeding. Dat kan via twee routes: een route gaat via de neus, keel, slokdarm en maag naar de dunne darm, de andere route leidt de sondevoeding door de buikwand via de maag naar de dunne darm.
Het niet op een normale manier kunnen eten, is een grote sociale handicap. De gangbare behandeling bestaat uit toediening van medicijnen die de maagontlediging bevorderen. Deze medicatie is echter niet altijd krachtig genoeg en kan maar tijdelijk gebruikt worden in verband met bijwerkingen. Alternatieven als het inspuiten van botox om de maagkringspier te verlammen, werken niet bij iedereen en hebben bovendien slechts tijdelijk effect. De huidige standaard als medicijnen niet meer werken, is een extra verbinding te maken naar de dunne darm of het klieven van de pylorus van buitenaf. Maar dat betekent dus een chirurgische ingreep onder volledige narcose.
Goed resultaat
De nieuwe ingreep geschiedt endoscopisch, dus via een flexibele slang, die via de mond en de slokdarm in de maag wordt ingebracht. Vervolgens wordt de maaguitgang opgezocht. Met een klein elektrisch mesje wordt ter plekke het slijmvlies van de maag geopend, waardoor er een ingang ontstaat tussen het slijmvlies en de maagspier. Hier wordt als een ware een tunnel gecreëerd. Via die tunnel wordt de pylorus gespleten.
Pilot
Het endoscopisch klieven van de pylorus is (nog) geen standaard ingreep. Het betreft een pilot om de veiligheid te toetsen. Inmiddels zijn acht patiënten op deze manier behandeld. Alle ingrepen zijn technisch goed gelukt. Er hebben zich geen serieuze complicaties voorgedaan behoudens een milde nabloeding. Het is opvallend dat de meeste patiënten na de ingreep weer normaal kunnen eten en niet meer aangewezen zijn op sondevoeding. De eerste resultaten zijn zo bemoedigend dat een onderzoek gaat worden opgezet om deze minimaal-invasieve behandeling bij een grotere groep patiënten te evalueren.