Naast verschillen tussen allerlei kankersoorten tonen de historische overlevingstrends ook de invloed van diverse stadia van kanker, leeftijdsgroepen en het geslacht van patiënten. Hoewel de overleving van kanker in de tijd sterk is verbeterd, geldt dit helaas nog niet voor alle vormen van kanker. IKNL zet zich daarom in samenwerking met zorgverleners in om het perspectief van patiënten met kanker te verbeteren.
De vergelijking met overlevingscijfers over de periode 1961-1988 is sinds kort mogelijk door het samenvoegen van oudere databanken uit Noord-Holland & Flevoland, Brabant en Limburg met de landelijke databank van de Nederlandse Kankerregistratie (NKR). Hoewel de aantallen geregistreerde patiënten in de jaren zestig relatief klein waren, blijkt uit vergelijkingen dat de overlevingscijfers uit de jaren zestig goed aansluiten op de historische overlevingspatronen die in de decennia daarna zijn bereikt.
Overleving aanzienlijk gestegen
Wanneer gekeken wordt naar de algehele overleving van alle vormen van kanker (ongeacht stadium) die in Nederland zijn gediagnosticeerd en behandeld, dan blijkt dat de 5-jaarsoverleving tussen 1961-1970 en 2011-2015 bijna is verdubbeld van 36% naar 64% en de 10-jaarsoverleving tussen 1961-1970 en 2006-2010 van 32% naar 54%. Laatst genoemd percentage loopt maar tot en met 2006-2010, omdat de 10-jaarsoverleving van patiënten die sinds 2007 zijn gediagnosticeerd uiteraard nog niet kan worden berekend. Trends in de 5-jaarsoverleving maken echter duidelijk dat er ook de komende jaren verdere vooruitgang valt te verwachten in de 10-jaarsoverleving (zie lijn 2011-2015).
Overleving borstkanker 1961-2015
Tussen de diverse vormen van kanker zijn aanzienlijke verschillen te zien in de overlevingskansen van patiënten. Kankersoorten met een hoge incidentie, dat willen zeggen met grote aantallen nieuwe patiënten per jaar en een relatief gunstige overleving zijn onder andere borstkanker en dikkedarmkanker. Bij patiënten met borstkanker steeg de 5-jaarsoverleving tussen 1961-1970 en 2011-2015 van 56% naar 88% en de 10-jaarsoverleving van 40% naar 79% in 2006-2010. Bij dikkedarmkanker nam de 5-jaarsoverleving in dezelfde perioden toe van 40% naar 52% en de 10-jaarsoverleving van 42% naar 57%. Let wel, het gaat hierbij om gemiddelde overlevingspercentages van alle stadia van deze kankersoorten.
Mannen en vrouwen
Kankersoorten die uitsluitend bij mannen voorkomen (zaadbal- en prostaatkanker), vertonen een betere overleving dan de kankersoorten die uitsluitend voorkomen bij vrouwen (baarmoederhals- en eierstokkanker). In 2011-2015 lag de 5-jaarsoverleving voor zaadbalkanker op 95% en prostaatkanker op 89%, tegenover 67% voor baarmoederhalskanker en 38% voor eierstok- en eileiderkanker. Ook bij blaaskanker is de 5-jaarsoverleving van vrouwen (46%) substantieel lager dan van mannen (57%).
Onderzoekers hebben hiervoor nog geen duidelijke verklaring gevonden. Zelfs na correctie voor verschillen in stadiumverdeling en een dunnere blaaswand bij vrouwen, blijft de overleving van vrouwen met blaaskanker lager vergeleken met die van mannen. Bij alle andere vormen van kanker is de overleving van mannen doorgaans minder gunstig vergeleken met vrouwen.