Nederlandse burgers en bedrijven werken en ondernemen veel over de grens. Belastingverdragen versterken de economische relaties tussen landen doordat wordt voorkomen dat burgers en bedrijven meer dan 1 keer belasting betalen over hetzelfde inkomen of vermogen. Een belastingverdrag is bijvoorbeeld van belang om te bepalen in welk land grenswerkers belasting betalen.
Onderhandelingen
Nederland onderhandelt in 2025 met 11 landen over een belastingverdrag, namelijk: Aruba, België, Benin, Brazilië, Ecuador, Mozambique, Uganda, Portugal, Roemenië, Suriname en Zweden. Gedurende het jaar kunnen ook nieuwe onderhandelingen worden gestart. Het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) publiceert ieder kwartaal een overzicht met de landen waarmee op dat moment onderhandelingen lopen. Marokko is dit jaar geen onderdeel van het onderhandelplan. Na een 3e onderhandelingsronde afgelopen jaar bleek een nieuwe onderhandelingsronde op korte termijn niet zinvol en realistisch.
Met Duitsland, Spanje en Thailand is eerder een akkoord bereikt en er wordt met deze landen een moment gepland voor ondertekening. De ondertekende belastingverdragen met Bangladesh en Sint Maarten worden voorgelegd aan de Tweede en Eerste Kamer.
Bestrijden van belastingontwijking
Naast het versterken van economische relaties wil Nederland met belastingverdragen ook internationale belastingontwijking tegengaan. Nederland hanteert bijvoorbeeld een lijst met laagbelastende landen die minder dan 9% winstbelasting heffen. Om te voorkomen dat winsten vanuit Nederland hier naartoe worden verschoven gelden antimisbruikregels, waaronder een extra bronbelasting.
Bestaande belastingverdragen met deze landen, zoals Barbados en Bahrein, beperken Nederland in het heffen van deze bronbelasting. Nederland heeft deze landen daarom benaderd om het belastingverdrag aan te passen. Barbados en Bahrein zetten nu stappen om het winsttarief te verhogen naar minimaal 9%, waardoor over het belastingverdrag waarschijnlijk niet opnieuw onderhandeld hoeft te worden.
Ook spreekt Nederland in de onderhandelingen met andere landen af om de internationale minimumstandaarden tegen verdragsmisbruik in het belastingverdrag op te nemen – voor zover die nog niet van toepassing zijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor de onderhandelingen met Zweden, maar ook voor de onderhandelingen binnen het Koninkrijk der Nederlanden met Sint Maarten en Aruba.