Vorig jaar kondigde ook De Volksbank aan dat ze per 1 maart 2021 een negatieve rente van -0,5 procent rekenen. Dit geldt voor spaarders van de Volksbank-labels, SNS Bank, ASN Bank en RegioBank met een spaarsaldo groter dan 250.000 euro. De drie grootbanken ING, Rabobank en ABN AMRO hanteerden al hetzelfde negatieve rentepercentage, maar verlaagden de grens voor negatieve rente naar een saldo van 250.000 euro (ING en Rabobank) of 500.000 euro (ABN AMRO). Verder voert Triodos Bank voor spaarders met een saldo boven 100.000 euro een negatieve rente en betalen alle spaarklanten van deze bank 2 euro per maand voor hun spaarrekening.
Knab is dus zeker niet de eerste bank die negatieve rente gaat rekenen. “Maar een bijzondere stap is het wel”, zegt Amanda Bulthuis van vergelijkingssite Geld.nl. Tot eind 2019 was Knab zelfs nog regelmatig bovenaan de spaarrente overzichten te vinden. Dat nu ook zo’n bank zich genoodzaakt voelt negatieve rente te voeren, is een voorbode dat in 2021 meer banken deze stap zullen volgen.”
Waarom negatieve rente?
Dat steeds meer banken negatieve spaarrente hanteren komt doordat er in Nederland heel veel gespaard wordt. Dit spaargeld kost de banken geld. “We kunnen niet al het spaargeld beleggen in bijvoorbeeld hypotheken en daarom moeten we een deel van het spaargeld van onze klanten tijdelijk stallen bij de Europese Centrale Bank (ECB). Zij rekenen aan ons hiervoor een negatieve rente van -0,5 procent”, zegt een woordvoerder van Knab.
Ook voor kleinere spaarders negatieve rente?
Toch verwacht Bulthuis dat kleinere spaarders, met een saldo tot enkele tienduizenden euro’s, zich voorlopig geen zorgen hoeven te maken. “De banken zullen het saldo voor negatieve rente stapsgewijs verder verlagen. Tussen spaarsaldo’s van 250.000 of 500.000 euro en bedragen van bijvoorbeeld 50.000 euro zit een flink gat. Daar kunnen de banken nog heel wat stapjes maken. Bovendien willen banken mensen zolang mogelijk blijven stimuleren om toch te sparen voor een financiële buffer. Een negatieve spaarrente is voor de gemiddelde spaarder dan ook nog ver weg.”