De groei is lager dan in de voorgaande maand. Consumenten hebben in juni 2019 vooral meer aan kleding, woninginrichting en huishoudelijke apparaten besteed.
Volgens de CBS Consumptieradar zijn de omstandigheden voor de consumptie in augustus minder gunstig dan in juni.
De consumptiecijfers zijn gecorrigeerd voor prijsveranderingen en veranderingen in de samenstelling van de koopdagen.
Consument besteedt vooral meer aan duurzame goederen
Consumenten hebben in juni 4,0 procent meer besteed aan duurzame goederen. Ze gaven vooral meer uit aan kleding, woninginrichting en huishoudelijke apparaten. Aan nieuwe personenauto’s hebben consumenten echter opnieuw minder besteed.
Consumenten hebben aan voedings- en genotmiddelen 0,3 procent meer besteed dan een jaar eerder. Ze gaven 1,0 procent minder uit aan overige goederen, zoals energie en motorbrandstoffen. Vorige week meldde het CBS dat de detailhandel in juni 2,8 procentmeer heeft omgezet dan in juni 2018. Het verkoopvolume was 2,4 procent hoger. Ook deze cijfers zijn gecorrigeerd voor de samenstelling van koopdagen.
De uitgaven aan diensten, zoals verzekeringen, woninghuur, openbaar vervoer en een bezoek aan restaurant of kapper, lagen in juni 1,7 procent hoger dan een jaar eerder. Uitgaven aan diensten maken ruim de helft van de totale binnenlandse consumptieve bestedingen uit.
Omstandigheden voor consumptie in augustus minder gunstig dan in juni
Het CBS publiceert elke maand ook over de omstandigheden voor de consumptie in de consumptieradar. De consumptie door huishoudens hangt onder meer samen met de verwachtingen van consumenten, de situatie op de arbeidsmarkt en de ontwikkeling van hun vermogen. De indicatoren in de radar hangen goed samen met de consumptie door huishoudens, maar een verbetering van de omstandigheden betekent niet per se een hogere groei van de consumptie.
Volgens de CBS Consumptieradar zijn de omstandigheden voor de consumptie door Nederlandse huishoudens in augustus minder gunstig dan in juni. Dat komt vooral doordat de verwachting van consumenten over de toekomstige ontwikkeling van de werkloosheid minder positief was. Ook waren ondernemers in de industrie minder positief over de toekomstige werkgelegenheid in hun bedrijf en was de groei van de werkzame bevolking op jaarbasis ook iets kleiner dan in de voorgaande maand.