Uit het vandaag gepubliceerde rapport, Duurzame ontwikkelingsdoelen: de stand voor Nederland, blijkt wel dat er ook aandachtspunten zijn. Deze liggen vooral op het gebied van milieu, klimaat, energie en ongelijkheid. De meest opvallende achteruitgang is het wegzakken van Nederland uit de EU-kopgroep qua broeikasgasintensiteit.
De SDG’s vormen een toekomstagenda voor duurzame ontwikkeling in de periode 2015-2030. Deze werd eind 2015 door de leden van de Verenigde Naties vastgesteld. Daarbij is tevens een internationaal systeem van indicatoren afgesproken om te meten hoe de agenda vordert. In november 2016 publiceerde het CBS de eerste meting voor Nederland.
Positieve ontwikkelingen overheersen
De meeste SDG-indicatoren laten voor Nederland een positieve ontwikkeling zien. Vooral die voor de doelstellingen fatsoenlijke (degelijke) banen en economische groei (SDG 8), duurzame consumptie en productie (SDG 12) en vrede, veiligheid en rechtvaardigheid (SDG 16) laten in meerderheid een soms kleine - maar positieve - ontwikkeling zien. Bij de doelstellingen einde aan armoede (SDG 1) en minder ongelijkheid (SDG 10) is het aantal indicatoren met een negatieve ontwikkeling groter.
Hoog bbp en relatief weinig armoede
Uit de vergelijking met andere EU-landen blijkt dat Nederland het vooral goed doet op economisch vlak, de rechtsstaat en instituties, en op sommige terreinen van onderwijs en gezondheid. Het bbp per hoofd van de bevolking in Nederland is één van de hoogste in Europa. Het risico op armoede is, ondanks een stijging in 2016, internationaal gezien nog steeds laag. De uitval van jongeren en het aantal tienerzwangerschappen zijn het laagst binnen de EU. Van het geproduceerde afval wordt bijna 82 procent gerecycled. Daarmee staat Nederland op de derde plaats in de EU. Ook het aantal vrouwen onder parlementariërs en lokale volksvertegenwoordigers is met 38 procent relatief hoog in vergelijking met de rest van Europa.
Weinig hernieuwbare energie
Nederland doet het minder goed op indicatoren die betrekking hebben op milieu, klimaat, energie en ongelijkheid. Zo staat Nederland al jaren vrijwel onderaan de ranglijst wat betreft hernieuwbare energie, met plaats 26 van de 28. Verder zijn de broeikasgasemissies per inwoner in vergelijking met andere EU-landen onverminderd hoog. Ook zijn er aandachtspunten wat betreft het ruimtegebruik in Nederland. Zo is het kleine areaal bos wellicht een gegeven, maar ook qua aandeel biologische landbouw scoort Nederland relatief laag. Het percentage vrouwen op leidinggevende posities was 26 procent in 2015, waarmee ons land op plek 25 van de 28 EU-landen staat. De in het regeerakkoord van Rutte II geformuleerde norm van 30 procent wordt daarmee nog niet gehaald.
Positie vrouwen laat gemengd beeld zien
Naast gelijksoortige indicatoren die elkaar bevestigen, zijn er ook indicatoren die interessante en soms opmerkelijke verschillen laten zien. Zo combineert Nederland een relatief lage plaats wat betreft vrouwen in leidinggevende functies met een relatief hoge plaats wat betreft vrouwen op volksvertegenwoordigende posities binnen het Nederlands openbaar bestuur.
Verder is de productiviteit van de landbouw hoog (de hoogste van de EU), maar is het aandeel biologische landbouw juist relatief laag ten opzichte van de andere landen in Europa.
De broeikasgasintensiteit van de Nederlandse economie is de afgelopen jaren gedaald. Die daling is echter minder sterk dan gemiddeld in andere EU-landen. Daardoor heeft Nederland de kopgroep (zesde plek in 2008) verruild voor de middenmoot (dertiende in 2015).
Achtergronden duurzame ontwikkelingsdoelen
Eind 2015 werd door de leden van de Verenigde Naties de toekomstagenda voor duurzame ontwikkeling 2015-2030 vastgesteld. Deze agenda bestaat uit 17 duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s), verder uitgewerkt in 169 subdoelen. De SDG’s worden wereldwijd gezien als de belangrijkste beleidsthema’s voor de periode t/m 2030. Vandaag publiceert het CBS een tweede meting van hoe Nederland scoort op deze duurzaamheidsdoelen.