1.157 miljard euro totaal
Het totale vermogen van alle huishoudens bedroeg 1.157 miljard euro in 2016. Gecorrigeerd voor prijsontwikkelingen was dat 323 miljard euro (ruim 20 procent) lager dan in 2008.
Eigen woning grootste deel vermogen
Waardeveranderingen van de eigen woning hebben grote invloed op het doorsnee vermogen van huishoudens. Bijna 3 op de 5 huishoudens hadden in 2016 een eigen woning. Die woningen vormden met 57 procent van de totale bezittingen het grootste vermogensbestanddeel. Daarna volgen bank- en spaartegoeden en aanmerkelijk belang. De hypotheekschuld is met 86 procent de grootste schuldenpost.
Meer miljonairs
In 2016 had 2,2 procent van de huishoudens een vermogen van 1 miljoen euro of meer. Dat zijn 167 duizend huishoudens, 9 duizend meer dan een jaar eerder. Een doorsnee miljonairshuishouden had in 2016 een vermogen van 1,5 miljoen euro. Het aandeel miljonairshuishoudens loopt gestaag op met de leeftijd: van 0,1 procent in de leeftijdsgroep tot 25 jaar tot 3,8 procent bij de 65- tot 75-jarigen.
Daarna loopt het aandeel weer iets terug tot 2,7 procent bij de 85-plussers. Tegelijkertijd daalde het aantal huishoudens dat meer schulden had dan bezittingen. In 2016 hadden 1,7 miljoen huishoudens een negatief vermogen, 107 duizend minder dan een jaar eerder.
Grote vermogens in enkele kleine Brabantse gemeenten
Met een doorsnee vermogen van 280,7 duizend euro was Laren in Noord-Holland de meest vermogende gemeente van Nederland. De top-tien werd echter gedomineerd door een aantal kleine gemeenten in Noord-Brabant: Sint Anthonis, Alphen-Chaam, Oirschot, Haaren, Reusel-De Mierden en Hilvarenbeek. Hier wonen naar verhouding veel ouderen die gedurende hun leven een flink vermogen hebben opgebouwd.
Kleine vermogens in de grote steden
Huishoudens in Rotterdam hadden in doorsnee met 1 900 euro het laagste vermogen. Ook Den Haag en Amsterdam stonden in de top-tien met laagste vermogens. Van de vier grote steden behoorde Utrecht niet tot deze top-tien, maar ook daar was het vermogen met 5 700 euro relatief laag. In de grote steden wonen relatief veel jongeren, uitkeringsontvangers en personen met een niet-westerse migratieachtergrond. Deze groepen hebben doorgaans weinig vermogen.