Op basis van alle nieuwe onderzoeksresultaten wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat Marianne Vaatstra in de nacht van 1 mei 1999 een bekende is tegengekomen die haar later in het weiland nabij Veenklooster zou verkrachten en van het leven zou beroven. Ook constateert het 3D-team dat de dader zeer waarschijnlijk uit de regio komt.
Dit scenario is tot stand gekomen na uitgebreid tactisch en technisch onderzoek door het 3D-team, dat zich vanaf 1 oktober 2007 bezig houdt met dit onderzoek. Aan de hand van ondermeer een digitale tijdslijn en een 3-dimensionale scan van de plaats delict is elk aspect rondom de moord minutieus bestudeerd en herbeoordeeld. Zo ontstaat een ander beeld over wat zich die nacht kan hebben afgespeeld.
De ontmoeting
Uit sporenonderzoek is gebleken dat een tweede fiets in de greppel heeft
gestaan, hoogstwaarschijnlijk de fiets van de dader. Deze fiets en die van
Marianne zijn netjes in de greppel geplaatst. Op het fietspad zijn geen sporen
gevonden van een worsteling. Op politiefoto's is te zien hoe twee sporen in het
gras richting de plaats delict gaan en één spoor weer terug. De fiets van de
dader is niet meer aangetroffen, wat erop duidt dat de dader op de fiets is
vertrokken. Deze nieuwe inzichten versterken het vermoeden van het 3D-team dat
Marianne de dader kende en dat de dader uit de omgeving afkomstig was.
Gelegenheidsdader
Eerder was sprake van een georganiseerde moordenaar die Marianne met
voorbedachte rade zou hebben verkracht en vermoord en daarbij gebruik maakte
van een zogenaamde "rapekit". Op grond van de uitkomsten van de nieuwe
technieken die zijn toegepast spreekt het 3D-team nu van een
'gelegenheidsdader'. De dader had wel een zakmes bij zich maar gebruikte bij
zijn gruwelijke daad alleen middelen die hij op de plaats delict voorhanden
had. Het gaat dan om stukgesneden kledingstukken van Marianne en haar tas.
Doodsoorzaak
Anders dan eerder is aangenomen is verwurging zeer waarschijnlijk de
doodsoorzaak geweest. Onderzoek heeft uitgewezen dat de diepe snijwond in de
hals van Marianne is toegebracht toen zij buiten bewustzijn was. De dader heeft
deze handeling mogelijk verricht uit angst voor identificatie. Daaruit kan ook
worden afgeleid dat de dader een bekende van Marianne was.
Aansteker
Ook heeft het team de aansteker die in de tas van Marianne is aangetroffen en
waarvan is vastgesteld dat deze niet van haar was, grondig onderzocht. In de
aansteker zijn DNA-sporen aangetroffen. De allernieuwste DNA-technieken hebben
uitgewezen dat deze sporen matchen met het DNA van de dader. Het aantreffen van
de aansteker van de dader in de tas van Marianne wijst er opnieuw op dat zij de
man mogelijk kende.
Haplo
DNA geeft naast bepaalde erfelijke eigenschappen ook informatie over voorouders (Haplo-onderzoek). Het FLDO in Leiden heeft het DNA-profiel dat is vastgesteldin de zaak Vaatstra onderzocht en concludeert dat bij het profiel van de dader zowel de vaderlijke lijn als die van de moeder wijzen op een West-Europese afkomst. Dit versterkt het vermoeden van het 3D-team dat de dader uit de regio
komt.
Verwantschapsonderzoek
Op dit moment wordt in de DNA-databank verwantschapsonderzoek uitgevoerd met het DNA-profiel van de dader van de moord op Marianne Vaatstra. Mocht dit onderzoek geen resultaat opleveren, is het niet uitgesloten dat het openbaar ministerie toestemming zal vragen voor een grootschalig DNA-verwantschapsonderzoek. Een onderzoek waarbij vrijwillig de medewerking wordt gevraagd van mensen in de regio rondom de plaats delict.