maandag, 22. januari 2024 - 18:49

Twaalf jaar gevangenisstraf voor betrokkenheid oorlogsmisdrijven in Syrië

Hamer rechtbank
Foto: PX
Den Haag

De rechtbank heeft maandag een 36-jarige man veroordeeld tot twaalf jaar gevangenisstraf voor misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven in Syrië in de periode 2011-2017.

Niet internationaal gewapend conflict

In Syrië was in die periode naar het oordeel van de rechtbank sprake van een niet internationaal gewapend conflict tussen troepen van het regime van Assad enerzijds en het Vrije Syrische leger gesteund door jihadistische bewegingen anderzijds.

Liwa al-Quds is een criminele organisatie

De veroordeelde man was lid van Liwa al-Quds. Deze militie was één van de belangrijkste en trouwste bondgenoten van het regime. De militie sloeg demonstraties neer, arresteerde op grote schaal demonstranten, oppositieleden en ook gewone burgers. Daarmee droeg zij bij aan de voortdurende staatsagressie en repressie in Syrië jegens de burgerbevolking. Dit geweld was zo wijdverbreid en werd ook stelselmatig uitgevoerd, dat sprake is van misdrijven tegen de menselijkheid.

Aan de zijde van het regime nam de militie ook deel aan de gewapende strijd. De leden van Liwa al-Quds maakten zich schuldig aan oorlogsmisdrijven als plundering en geweld tegen burgers en wederrechtelijke vrijheidsberovingen van burgers. De rechtbank is van oordeel dat Liwa al-Quds een criminele organisatie is die het oogmerk heeft om deze internationale misdrijven te plegen.

Binnen Liwa al-Quds had de veroordeelde tot eind 2017 een leidinggevende positie.  Hij leidde gevechtseenheden, werd aangesproken als ‘commandant’, was op vele foto’s direct naast de hoogste leiders van de militie te zien en was een van de vijf leiders van Liwa al-Quds die in 2015 een hoge Russische militaire onderscheiding hebben gekregen. Geplunderde goederen werden onder meer bij het huis van zijn vader opgeslagen.

Wederrechtelijke vrijheidsberoving, foltering en marteling Palestijnse man

In 2013 was de man direct betrokken bij het aanhouden en afvoeren van een inwoner van een Palestijns vluchtelingenkamp in de buurt van Aleppo. Deze Palestijnse man was een prominent lid van een comité dat opvattingen uitdroeg die door de veiligheidsdiensten en het regime uitgelegd werden als oppositioneel. Hij werd midden in de nacht met veel geweld en ten overstaan van zijn familie uit huis gehaald en overgedragen aan de Inlichtingendienst van de Syrische luchtmacht. Daar werd deze man gemarteld en gefolterd. Deze inlichtingendienst was en is berucht vanwege haar wrede martelpraktijken vaak met dodelijke afloop. De veroordeelde wist dit en is, vanwege zijn aandeel bij de aanhouding en overdracht van de Palestijnse man aan deze dienst, medeplichtig aan zijn marteling en foltering.

Een tweede Palestijnse man is die nacht eveneens aangehouden en overgedragen aan de inlichtingendienst en ook hij is gefolterd en gemarteld. De rechtbank heeft echter niet kunnen vaststellen dat de veroordeelde in persoon of anderszins ook hierbij betrokken is geweest zodat de veroordeelde van deze verdenking is vrijgesproken.

Straf

Het gaat om buitengewoon ernstige internationale misdrijven. Bij het bepalen van de hoogte van de straf bieden andere (Nederlandse of buitenlandse) strafzaken slechts beperkt houvast omdat deze zaken niet goed vergelijkbaar zijn. In deze zaak legt de rechtbank een gevangenisstraf van twaalf jaar op.

Nederlandse rechter

Het gaat om misdrijven die in Syrië zijn gepleegd. De Nederlandse rechter kan hierover toch oordelen omdat het om internationale misdrijven gaat en de man zich nu in Nederland bevindt. De veroordeelde is in 2020 naar Nederland gekomen. Datzelfde jaar kreeg de politie informatie over zijn mogelijke betrokkenheid bij Liwa al-Quds, waarop hij in mei 2022 werd aangehouden.

De rechtbank in Den Haag is de enige rechtbank in Nederland die dit soort zaken kan behandelen.

Schadevergoeding

De Palestijnse man, die inmiddels in Zweden asiel heeft gekregen, heeft als slachtoffer in deze strafzaak een schadevergoeding van € 40.000 gevraagd. Dit verzoek moet naar Syrisch recht worden beoordeeld. De rechtbank vindt dat in dit verband nader onderzoek nodig is, maar daarvoor is in deze strafzaak geen plaats. Daarom is de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De Palestijnse man kan deze vordering bij de burgerlijke rechter indienen.

Categorie:
Provincie: