maandag, 5. december 2022 - 9:31 Update: 05-12-2022 9:32

Kinderen eenouderhuishoudens wonen drie keer zo vaak in meergezinswoning

Woningen
Foto: fbf
Den Haag

Op 1 januari 2021 woonde ruim een derde van de minderjarigen in eenouderhuishoudens in een meergezinswoning, zoals een appartement of een beneden- of bovenwoning. Dat is drie keer zo vaak als kinderen die bij twee ouders woonden. 40 procent van de ongeveer 3,2 miljoen thuiswonende kinderen woonde in een tussenwoning. In zeer sterk stedelijke gemeenten woonde 42 procent van de kinderen in een meergezinswoning. Dat meldt het CBS op basis van nieuw onderzoek in het kader van de Landelijke Jeugdmonitor.

Thuiswonende kinderen (tot 18 jaar) woonden het vaakst in een tussenwoning. Het maakt daarbij niet uit of ze bij gehuwde ouders, niet-gehuwde ouders of in een eenoudergezin wonen. Vooral in Amsterdam woonden veel thuiswonende minderjarige kinderen in een meergezinswoning (75 procent). Ook in Den Haag (59 procent), Rotterdam (56 procent) en Schiedam (50 procent) was dat het geval, in Utrecht lag dit aandeel een stuk lager (27 procent). In de gemeente Rozendaal woonde geen enkel thuiswonend kind in een meergezinswoning. In niet stedelijke gemeenten woonden relatief veel kinderen (42 procent) in een vrijstaande woning, en slechts 3 procent in een meergezinswoning. In zeer sterk stedelijke gemeenten was dat juist andersom.

Bijna driekwart minderjarigen woont in koopwoning

72 procent van alle minderjarige thuiswonende kinderen woonde begin 2021 in een koopwoning, 21 procent in een huurwoning van een woningcorporatie, en 7 procent in een huurwoning van andere verhuurders. 80 procent van de kinderen die bij twee ouders woonden, woonde in een koopwoning. Van kinderen in een eenouderhuishouden was dit ongeveer 30 procent; ongeveer 70 procent van deze kinderen woonde in een huurwoning, het vaakst van een woningcorporatie.

Categorie:
Tag(s):