De cijfers komen uit het jaarlijkse onderzoek Sociale samenhang en welzijn, waarin ook extra vragen over vrijwilligerswerk zijn toegevoegd op verzoek van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk. In de enquête is mensen van 15 jaar of ouder onder andere gevraagd naar hun inzet als vrijwilliger in de twaalf maanden en vier weken voorafgaand aan het onderzoek. Deelnemers in 2021 keken dus, afhankelijk van het moment van onderzoek, deels terug op 2020 en deels op eerdere maanden in 2021. In beide jaren waren er perioden met coronamaatregelen zoals lockdowns.
Daling vooral bij jongste en oudste leeftijden
Vooral mensen tussen de 15 en 35 jaar en 75-plussers zeiden in 2021 minder vaak dan het jaar ervoor dat ze zich als vrijwilliger hadden ingezet. In de oudste leeftijdsgroep had in 2021 27 procent aan vrijwilligerswerk gedaan, een jaar eerder was dat 35 procent. De leeftijdsgroepen 35 tot 55 jaar kenden altijd het hoogste aandeel vrijwilligers. In 2019 was dat nog rond de 55 procent, maar in 2021 is het afgenomen naar rond de 45 procent.
Sterkste afname bij scholen en sportverenigingen
Net als in eerdere jaren zetten in 2021 relatief veel mensen zich in als vrijwilliger voor sportverenigingen (12 procent), maar wel minder dan in de twee jaren daarvoor. Ook het aandeel vrijwilligers op scholen nam af: in 2021 zette 6 procent zich daar in, in 2019 was dat nog 11 procent. Bij verzorging, jeugdorganisaties, levensbeschouwelijke organisaties en overige (niet in de andere categorieën passende) organisaties was ook rond de 6 procent vrijwilliger. Zo'n 4 procent van de bevolking deed vrijwilligerswerk ten behoeve van de wijk of buurt, of voor hobby- of gezelligheidsverenigingen en voor culturele verenigingen of organisaties.