Over transgenderpersonen en genderdiversiteit worden de opvattingen ook positiever. In 2012 dacht 45% positief, dat is nu gestegen tot 57%. 9% denkt negatief over genderdiversiteit, dat was eerst 11%.
De houding is in alle bevolkingsgroepen positiever, ook in groepen waar men van oudsher negatief over homo- en biseksualiteit denkt, zoals oudere of religieuze personen. Scholieren denken ook steeds positiever over homoseksualiteit.
In vergelijking met andere Europese landen denken de Nederlanders positief over homoseksualiteit. Zo zou in Nederland slechts 2% zich voor een homoseksueel familielid schamen. Dit percentage ligt in andere landen, zoals Frankrijk (10%), Zwitserland (25%), Polen (30%) of Rusland (67%) hoger.
Toch zijn er onderwerpen waar Nederlanders nog steeds relatief meer moeite mee hebben: twee zoenende mannen of vrouwen in de openbare ruimte worden nog altijd als meer aanstootgevend ervaren dan een man en een vrouw die zoenen (resp. 29%, 20% en 11%) en 20% vindt iets mis met mensen die zich geen man of vrouw voelen. Deze percentages zijn wel gedaald in de afgelopen jaren.
Dit blijkt uit de publicatie ‘Opvattingen over seksuele en genderdiversiteit in Nederland en Europa’ die op 17 mei 2018 op IDAHOT (International Day Against Homophobia and Transphobia) verschijnt. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) brengt sinds 2006 de opvattingen van de Nederlandse bevolking over homoseksualiteit in kaart en sinds 2012 over genderdiversiteit. Ingegaan wordt op verschillen tussen tijden, landen en bevolkingsgroepen.