De verdachten zijn respectievelijk in 1994 en 1995 veroordeeld voor betrokkenheid bij de doodslag op een vrouw, nadat zij onder dwang was meegenomen met de bedoeling om geld te stelen.
De Hoge Raad heeft de vordering tot herziening in alle zaken gegrond verklaard en de zaken verwezen naar het Haagse hof. Het novum, dat de directe aanleiding was voor de herziening, is onderzocht en heeft geen nieuw licht op de zaken geworpen.
Na grondig onderzoek zijn de bekentenissen en belastende verklaringen van de drie vrouwelijke verdachten, die de eerdere rechters hebben gebruikt om tot een bewezenverklaring te komen, niet vals en wel bruikbaar gebleken.