maandag, 2. juni 2014 - 13:22 Update: 03-07-2014 0:35

Surinamers vaker en Marokkanen minder vaak hartinfarct dan Nederlanders

Foto van ambulance roldeur ziekenhuis | Archief EHF
Foto: Archief EHF
Utrecht

Surinaamse Nederlanders lopen een hoger risico op het krijgen van een hartinfarct en beroerte dan Nederlanders van autochtone afkomst. Dat blijkt maandag uit onderzoek van het UMC Utrecht en het AMC.

Marokkaanse Nederlanders daarentegen krijgen deze ziektes juist minder vaak dan autochtone Nederlanders. De kans op hart- en vaatziekten verschilt dus tussen etnische groepen.

Promovenda Louise van Oeffelen van het UMC Utrecht analyseerde de medische gegevens van 7,5 miljoen Nederlanders tussen 1998 en 2010. Daaruit blijkt dat hart- en vaatziekten niet bij alle Nederlanders even vaak voorkomen.

Zo hebben Nederlanders afkomstig uit Suriname ongeveer 40 procent meer kans op een hartinfarct en beroerte dan Nederlanders van autochtone afkomst. Daarentegen hebben Marokkaanse Nederlanders zo’n 60 procent minder kans op een hartinfarct en beroerte.

Risico op overlijden
Ook bestaan er verschillen in ziektebeloop na een eerste ziekenhuisopname voor een hartinfarct. De meeste etnische minderheidsgroepen hebben na de eerste ziekenhuisopname meer kans om te overlijden of om opnieuw opgenomen te worden dan patiënten van autochtone afkomst.

Nederlanders van Surinaamse afkomst hebben bijvoorbeeld zo’n 20 tot 40 procent meer kans om opnieuw in het ziekenhuis terecht te komen voor een hartinfarct of te overlijden. Zowel de sterfte 28 dagen als vijf jaar na de ziekenhuisopname is hoger dan bij autochtone Nederlanders.

Uit het onderzoek blijkt ook dat Nederlanders van buitenlandse afkomst vaker voortijdig stoppen met het gebruik van bloeddruk- en cholesterolverlagende medicijnen dan Nederlanders van autochtone afkomst.

Dit patroon is zowel zichtbaar bij personen die nog nooit een hart- en vaatziekte hebben gehad als bij patiënten die een hartinfarct hebben doorstaan.

Bewustwording beleidsmakers en behandelaars
Over de oorzaken van de verschillen kunnen de onderzoekers geen uitspraken doen omdat de onderzoekgegevens geen individuele patiëntgegevens zoals leefstijl of bloedwaarden bevatten.

Toch vindt prof. dr. Michiel Bots van het UMC Utrecht de resultaten relevant voor zorgverleners. “Het is belangrijk deze resultaten onder de aandacht te brengen van beleidsmakers en behandelaars, zoals huisartsen en internisten, zodat zij zich extra kunnen richten op etnische groepen met een hoog risico op hart- en vaatziekten.”

Bij het ophalen van medicatie na een hartinfarct bleken overigens geen verschillen tussen etnische groepen. Ook was er geen verschil zichtbaar in het uitvoeren van dotterbehandelingen en stentplaatsingen tussen etnische groepen. Dat laatste suggereert dat in de acute ziekenhuiszorg geen etnische verschillen bestaan.

Van Oeffelen en collega’s beschikten over de geanonimiseerde gezondheidsgegevens van 7,5 miljoen Nederlanders dankzij een koppeling tussen het bevolkingsregister, de ziekenhuisregistratie, het doodsoorzakenregister en de gezondheidsdatabase van zorgverzekeraar Achmea.

Louise van Oeffelen promoveert op 3 juni aan het UMC Utrecht. Het onderzoek is gefinancierd door de Nederlandse Hartstichting. Het is een samenwerking tussen het UMC Utrecht (prof. dr. Michiel Bots en dr. Ilonca Vaartjes) en het AMC (prof. dr. Karien Stronks en dr. Charles Agyemang).