Deze zaak is gestart door de Stichting, als belangenbehartiger van een groep donorkinderen van deze donor en hun ouders, samen met de moeder van een van zijn donorkinderen. Zij eisen – kort gezegd – dat de donor wordt veroordeeld om te stoppen met het doneren van zijn sperma aan nieuwe wensouders, dat hem wordt verboden om de wens daartoe nog te communiceren en dat sperma dat hij al eerder bij klinieken of spermabanken heeft gedoneerd niet meer wordt gebruikt om kinderen te verwekken bij nieuwe wensouders.
Standpunten van partijen
De Stichting en de moeder stellen dat de donor, in strijd met zijn toezeggingen dat hij in elk geval niet meer dan ongeveer 25 donorkinderen zou verwekken, minstens 550 donorkinderen heeft verwekt en niet wil stoppen. Doorgaan met doneren aan nieuwe wensouders roept volgens hen het gevaar in het leven dat de gezondheidsbelangen en emotionele belangen van zijn donorkinderen en hun ouders (verder) worden geschaad. Daarmee schendt de donor volgens hen hun rechten, waaronder het in artikel 8 EVRM gewaarborgde recht op eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer. Dit is volgens hen onrechtmatig tegenover de donorkinderen van deze donor en hun ouders.
De donor wil dat de vorderingen worden afgewezen. Hij beroept zich daarbij op zijn recht om zelf vrijelijk te kunnen beslissen of hij zijn sperma doneert. Hij zegt niet te handelen uit eigenbelang, maar in het belang van wensouders, die hij wil helpen. Hij betwist dat doorgaan met doneren schade toebrengt aan zijn donorkinderen en hun ouders.
Vorderingen worden toegewezen
In de kern gaat het in deze zaak om botsende grondrechten. Aan de ene kant het door artikel 8 EVRM beschermde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de ouders en de donorkinderen en daar tegenover datzelfde recht van de donor. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de belangen van de donorkinderen en hun ouders bij een verbod om nog langer sperma te doneren aan nieuwe wensouders zwaarder wegen dan het belang van de donor om daarmee door te gaan.
Motivering
De donor heeft de ouders van de donorkinderen bewust verkeerd geïnformeerd over het aantal kinderen dat hij als donor al had verwekt en van zins was te verwekken. Hij wist volgens de voorzieningenrechter dat deze informatie doorslaggevend was voor hun keuze om al dan niet voor hem te kiezen. Hij heeft volgens de voorzieningenrechter hierover bewust gelogen om de ouders te bewegen om hem als donor te nemen. Dit terwijl hij wist dat zij dat niet zouden doen als zij wisten hoeveel kinderen hij als donor al had verwekt en dat hij geen grens hanteerde in het aantal te verwekken donorkinderen. Al deze ouders zijn nu geconfronteerd met het feit dat de kinderen in hun gezin deel uitmaken van een enorm groot verwantschapsnetwerk, met honderden halfbroertjes en -zusjes, waarvoor zij niet hebben gekozen. De voorzieningenrechter acht het voldoende aannemelijk dat dit negatieve psychosociale gevolgen voor de kinderen heeft of mogelijk kan hebben. Het is daarom in hun belang dat dit verwantschapsnetwerk niet nog verder wordt uitgebreid.
Dat laatste is ook in het belang van de donorkinderen van de donor. De negatieve psychosociale gevolgen voor de kinderen kunnen inhouden: dat het moeilijk is om een relatie te onderhouden met zoveel biologische halfbroertjes en -zusjes, dat zij te maken krijgen met identiteitsproblematiek en (de vrees voor) een verhoogde kans op incest/inteelt.
Tegenover die zwaarwegende belangen van de donorkinderen en hun ouders acht de voorzieningenrechter de inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de donor beperkt.