Oordeel van de rechtbank
Op 4 maart 2021 besloot de rechtbank Noord-Nederland (ECLI:NL:RBNNE:2021:671) om het openbaar-ministerie bij de vervolging van de man niet-ontvankelijk te verklaren. Volgens de rechtbank liet de medische toestand vervolging niet toe en kon hij zich in het proces onvoldoende verweren.
Gelet op deze beslissing van de rechtbank heeft de vader om schadevergoeding gevraagd voor de tijd die hij in zijn strafzaak ten onrechte in voorlopige hechtenis zat.
Geen gronden van billijkheid
Ondanks dat de strafzaak tegen verzoeker is geëindigd zonder dat hem een straf of maatregel is opgelegd acht het hof, net als de rechtbank, in deze zaak geen gronden van billijkheid aanwezig voor vergoeding van de schade.
Het hof is van oordeel dat een sterke verdenking van het plegen van zeer ernstige strafbare feiten bij een verdere vervolging in de strafzaak tot een veroordeling zouden hebben geleid. De straf die waarschijnlijk zou worden opgelegd zou veel langer zijn dan de duur van de voorlopige hechtenis. Het hof wijst het verzoek af.
De vordering tot vergoeding van de kosten van indiening en behandeling van het verzoekschrift vindt het hof toewijsbaar.