Van half september (week 39) tot en met half februari (week 6) was de wekelijkse sterfte hoger dan verwacht. Tot half januari (week 3) was er oversterfte. In de weken erna was er geen oversterfte en schommelde de sterfte rond de verwachte aantallen voor die periode. In de laatste week van april (week 17) was er kort sprake van oversterfte, maar daarna nam de sterfte verder af. In de eerste week van juni (week 22) was er opnieuw oversterfte, in week 23 niet. De schatting in week 24 ligt bijna 100 sterfgevallen boven de verwachting en binnen het interval van gewoonlijke fluctuaties (op basis van de schatting is er dus geen oversterfte). Het RIVM registreerde 8 overleden COVID-19-patiënten in week 24 (stand 22 juni).
Sterfte bij Wlz-zorggebruikers iets toegenomen
De sterfte bij mensen die zorg ontvingen in het kader van de Wet langdurige zorg nam op basis van de schatting iets toe in week 24. Sinds de laatste week van februari (week 8) lag de sterfte in deze groep steeds onder de verwachte sterfte, behalve in week 22. In week 24 ligt de sterfte opnieuw boven verwacht, maar wel binnen het interval van gewoonlijke fluctuaties.
De sterfte onder de overige bevolking nam op basis van de schatting verder af in week 24. Vanaf de eerste week van april (week 14) tot aan week 20 en in week 22 was er oversterfte in de overige bevolking. Er overleden in week 24 ruim 1 050 Wlz-zorggebruikers, zoals bewoners van verpleeghuizen en gehandicaptenzorginstellingen. In de overige bevolking overleden iets minder dan 1 800 mensen.