De Leidenaar wordt ervan verdacht zich te hebben voorgedaan als zijn al drie jaar overleden schoonvader. Hij had ook de pinpas van zijn schoonvader bemachtigd, zodat hij zich op diens bankrekening kon laten betalen.
In tegenstelling tot zijn schoonvader leverde de man niet wat hij beloofde. Werkzaamheden werden niet uitgevoerd, een onderaannemer bleef onbetaald en spullen werden niet geleverd. De slachtoffers deden aangifte van oplichting. De man legde een bekennende verklaring af.
De officier van justitie stelde zich tijdens de zitting op het standpunt dat de man eigenlijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf verdiende. Gelet op de openheid van verdachte, zijn bekennende verklaring en het tijdsverloop volstond de officier van justitie echter met een eis van 240 uur taakstraf en drie maanden voorwaardelijke gevangenisstraf.