Tot nu toe heeft minister Grapperhaus zelf circa 5600 kaarten ontvangen ter ondersteuning van de oproep van Amnesty International om alle vormen van onvrijwillige seks strafbaar te stellen.
'Ik stel het bijzonder op prijs dat Amnesty nu op deze manier op de modernisering van de zedenwetgeving is aangesloten, want een belangrijk en ingrijpend onderwerp als seksueel grensoverschrijdend gedrag behoeft voortdurend aandacht. Dit sterkt mij in mijn motivatie om slachtoffers van seksueel geweld beter te beschermen', aldus minister Grapperhaus.
Consultatie wetgeving
Begin mei stuurde de minister een voorontwerp voor een wetsvoorstel via internet in consultatie, die tot en met 16 augustus 2020 loopt. In de brief aan Amnesty schrijft de minister dat – helaas - de huidige strafwetgeving met betrekking tot seksueel grensoverschrijdend gedrag op een aantal punten tekortschiet. Na zijn aantreden is hij direct aan de slag gegaan met de vernieuwing van de strafwet op dit punt. Mede als gevolg van de #Metoo-beweging zijn de grenzen opgeschoven van wat we binnen onze samenleving als acceptabel gedrag beschouwen. Ook is de roep om adequaat strafrechtelijk optreden tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag toegenomen.
Maatschappelijk debat
Tot en met 16 augustus kan iedereen reageren op het voorontwerp voor het wetsvoorstel via de website: https://www.internetconsultatie.nl/wetseksuelemisdrijven Als de consultatiefase is afgerond, wil de minister met betrokken partijen en deskundigen verder in gesprek. Het streven is om dit maatschappelijke debat na de zomer, in september, te laten plaatsvinden.
Grapperhaus: 'Omdat seksueel grensoverschrijdend gedrag een onderwerp is dat iedereen in Nederland raakt, vind ik het belangrijk om in een vroeg stadium de opvattingen van zoveel mogelijk mensen over de nieuwe wetgeving te vernemen. Ook omdat het strafrecht in belangrijke mate een weerspiegeling is van de in onze samenleving geldende sociale normen, is het belangrijk dat mensen reageren. De norm is dat seksueel contact vrijwillig en gelijkwaardig moet zijn. Het wetsvoorstel moet recht doen aan de maatschappelijke realiteit.'