De zitting was, zoals gebruikelijk bij minderjarigen, achter gesloten deuren. Om deze reden beperkt het Openbaar Ministerie (OM) zich tot het bekend maken van de juridische beoordeling van de zaak en de eisen die hieruit voortvloeien.
Het OM is van oordeel dat beide jongens verantwoordelijk zijn voor het afsteken van vuurwerk in de hal van het flatgebouw, waardoor uiteindelijk de brand is ontstaan. Dit is ten laste gelegd als opzettelijke brandstichting in vereniging met de dood tot gevolg (artikel 157 Wetboek van Strafrecht).
De officier van justitie heeft gezocht naar een evenwicht tussen de belangen van de slachtoffers en nabestaanden, van de maatschappij en van de verdachten. De brand heeft onvoorstelbaar veel leed aangericht bij de betrokkenen. De nabestaanden hebben dit leed op indrukwekkende wijze verwoord bij het spreekrecht tijdens de zitting. De brand heeft daarnaast ook een grote impact gehad op de omwonenden en de hulpverleners. Een straf is daarom op zijn plaats.
Bij de bepaling van de straf is meegewogen dat de zeer jonge verdachten - ten tijde van de brand 12 en 13 jaar oud - niet de bedoeling hebben gehad een brand te veroorzaken en zij dit, zeker gezien de enorme gevolgen, zeer waarschijnlijk lang met zich mee zullen dragen.
Alles afwegende vindt de officier van justitie voor beide jongens een werkstraf van 60 uur passend. De rechtbank doet op 29 juni in het openbaar uitspraak.