vrijdag, 1. februari 2019 - 14:53 Update: 01-02-2019 16:30

'Hulpverleners reanimeren nog te vaak'

Hulpverleners reanimeren nog te vaak
Foto: Archief FBF.nl
Gent

Internationaal onderzoek bij meer dan 4.000 hulpverleners o.l.v. dr. Patrick Druwé, intensivist in het UZ Gent, toont aan dat hulpverleners vaak verkeerd inschatten hoe zinvol een reanimatiepoging is.

Zowel artsen, verpleegkundigen als ambulanciers vinden hun reanimatiepoging gepast ook al is de kans op succes zeer klein. Dit kan onnodig lijden bij patiënten, hun familie en hulpverleners veroorzaken.  

Kleine kans op succes

Driekwart van de reanimatiepogingen op de dienst Spoedgevallen of door een MUG- of ambulancedienst gebeurt bij mensen waarvan het hart volledig is stilgevallen (geen elektrische hartactiviteit meer). Van deze groep overleefde in de studie maar 4,9% de reanimatie. Bij mensen ouder dan 80 jaar overleefde zelfs maar 0,4%. De cijfers van de studie zijn in overeenstemming met andere internationale resultaten.

Wel of niet reanimeren?

Bij de keuze om al dan niet te reanimeren moet de hulpverlener op zeer korte tijd knopen doorhakken: is er een kans dat de patiënt het overleeft zonder zware neurologische schade of zal de patiënt onvermijdelijk sterven? Wanneer er geen elektrische hartactiviteit is, kan de hulpverlener zich hierbij niet baseren op vaste criteria. Hij moet dan op korte termijn een inschatting maken van de overlevingskans op basis van de omstandigheden, wetende dat de overlevingskans klein is.

Reflectie na de reanimatiepoging

De onderzoekers vroegen aan meer dan 4.000 artsen, verpleegkundigen en ambulanciers na de reanimatiepoging of ze die zinvol vonden. Bij de patiënten zonder elektrische hartactiviteit vond 74% van de hulpverleners de poging zinvol, 10,3% twijfelde en 15,5% vond het ongepast. Bij de patiënten ouder dan 80 jaar vond 44% van de hulpverleners de poging nog zinvol, 32% twijfelde en 24% vond het ongepast. Het onderzoek toont ook aan dat het niet de functie is die een zorgverlener heeft (arts, verpleegkundige of ambulancier), maar de ervaring die bepaalt of hij het minder zinvol vond.

Dr. Druwé besluit: 'Het verschil tussen de overlevingskans en de mate waarin de hulpverlener het zinvol vond is in beide groepen zeer groot. We maken dus een verkeerde inschatting en gaan in te veel gevallen over tot een nutteloze reanimatie.'

Een nutteloze reanimatie is problematisch

Is niet elke reanimatiepoging nuttig? Dan heeft de hulpverlener toch alles gedaan wat hij kon? 'Daarmee gaan we voorbij aan het respect voor elke mens en de plicht die we hebben om altijd te handelen in het belang van de patiënt,' legt dr. Druwé uit. 'In plaats van een zinloze reanimatie bij een patiënt die onvermijdelijk zal sterven, zorgen we beter voor een waardig levenseinde. De tijd die er gaat naar de reanimatiepoging kan ook gaan naar steun en begeleiding van de familie. En ook de impact op de hulpverlener mag je niet onderschatten. Als reanimaties bijna nooit lukken, geraakt hij ontmoedigd en vergroot op lange termijn de kans op burn-out.'

Durven beslissen in team

Om een reanimatiepoging op te starten wanneer ze zinvol is, is er meer reflectie nodig bij alle hulpverleners. Nu besteedt de opleiding vooral aandacht aan de technische kant van de reanimatie, maar ze zou meer moeten inspelen op het maken van een goede inschatting en op de besluitvorming in team. De recente professionalisering van de opleiding urgentiegeneeskunde biedt kansen voor een betere inschatting waarbij de middelen gaan naar patiënten met een realistische en goede prognose.

Ook de inschatting van ervaren hulpverleners moet meer doorwegen, los van hun functie. Dit pleit voor meer beslissingen in team. Alle hulpverleners moeten regelmatig feedback krijgen over het resultaat van een reanimatie, zeker als er twijfel is bij de zin ervan. Tenslotte mogen eindeleven beslissingen niet enkel liggen bij de reanimatieteams. Het is een gedeelde verantwoordelijkheid van zowel huisartsen, andere specialisten als woonzorgcentra.

Categorie:
Provincie:
Blik op 112: