Nu de opsporing en berechting van terroristische misdrijven hoog op de agenda staat, klinkt steeds luider de roep om meer inzicht te krijgen in plegers van dergelijke misdrijven. Het is belangrijk om te weten of er bepaalde triggers zijn – gebeurtenissen die het radicaliseringsproces in gang zetten of versnellen – die mogelijk tot een terroristisch misdrijf leiden. Het NSCR onderzocht in opdracht van Politie & Wetenschap voor het eerst de gehele populatie verdachten van een terroristisch misdrijf in Nederland sinds de invoering van de Wet terroristische misdrijven in 2004. Daarbij zijn demografische en sociaaleconomische kenmerken en betrokkenheid bij andere/eerdere vormen van criminaliteit van in totaal 279 verdachten onderzocht. Dit is gedaan via een koppeling tussen een geanonimiseerde lijst van terrorismeverdachten van het Openbaar Ministerie en bevolkingsgegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Man, 30 jaar, laagopgeleid en vaak eerder in aanraking geweest met politie
Op basis van de onderzoeksresultaten concluderen de onderzoekers dat de verdachten van terrorisme in Nederland doorgaans man (87,5%), gemiddeld 30 jaar en relatief laagopgeleid zijn. Het merendeel van de verdachten heeft een migratieachtergrond. Ook zijn de verdachten iets vaker werkloos dan de gemiddelde Nederlander. Ongeveer tweederde van de verdachten is eerder in aanraking geweest met de politie, waarbij het vaak gaat om relatief veelvoorkomende delicten. Deze risicofactoren komen overeen met risicofactoren voor reguliere criminaliteit. De onderzoekers ontdekten daarnaast een aantal kenmerkende verschillen tussen diverse subgroepen met betrekking tot leeftijd, migrantenstatus, werksituatie en crimineel verleden. Zo blijkt dat verdachten van terroristische misdrijven na de opkomst van Islamitische Staat gemiddeld jonger zijn dan daarvoor en vaker een strafblad hebben.
Welke factoren blijken een triggerfactor?
Daarnaast is geanalyseerd in hoeverre elk van deze factoren afzonderlijk kunnen worden beschouwd als risicofactor of triggerfactor. Daartoe is gekeken naar specifieke gebeurtenissen in het jaar voorafgaand aan de verdenking. De belangrijkste bevinding is dat ruim 10 procent van de verdachten van een terroristisch misdrijf in het jaar voorafgaand aan de verdenking een baan verloor, en dat dit het risico om terrorisme-verdachte te worden significant vergrootte, ook als rekening wordt gehouden met andere factoren. Werkloos raken kan dus worden opgevat als triggerfactor.
Uitkomsten relevant bij tactische beslissingen door politie en justitie
Dit onderzoek draagt bij aan meer inzicht en expertise met betrekking tot deze groep verdachten, die relatief nieuw is voor Nederland. De gevonden factoren kunnen een rol spelen bij tactische beslissingen door politie en/of justitie wanneer eenmaal sprake is van een redelijke verdenking. Duidelijk is echter ook dat de overgrote meerderheid van personen met een bepaalde risicofactor niet betrokken raakt bij terroristische misdrijven. Het is dus niet eenvoudig te voorspellen wie verdachte zal worden van een terroristisch misdrijf en wie niet. Verder (kwalitatief) onderzoek is nodig om vast te stellen wat sommige mensen met bepaalde risicofactoren en triggers drijft in de richting van terrorisme en wat andere mensen, onder vergelijkbare omstandigheden, daarvan weerhoudt.