Hardloper vermoord
Het betreft de zaak waarbij op 20 januari 2003 op de Posbank een man is doodgeschoten die op die dag op de Posbank was gaan hardlopen. Daarna is zijn lichaam in zijn eigen auto gelegd en is de auto in brand gestoken.
Ander oordeel dan de rechtbank
De rechtbank achtte niet bewezen dat verdachten zich hebben schuldig gemaakt aan moord en heeft hen daarvan vrijgesproken. De rechtbank achtte wel bewezen dat zij zich hebben schuldig gemaakt aan een zware vorm van doodslag, namelijk doodslag met als reden een ander misdrijf mogelijk te maken.
Daarnaast achtte de rechtbank bewezen dat verdachten de auto van het slachtoffer met daarin zijn lichaam in brand hebben gestoken. De rechtbank heeft beide verdachten voor die twee feiten veroordeeld. Eén verdachte tot een gevangenisstraf van 14 jaar en de andere verdachte tot een gevangenisstraf van 16 jaar.
Anders dan de rechtbank acht het hof wel bewezen dat verdachten zich hebben schuldig gemaakt aan het medeplegen van moord. Net als de rechtbank acht het hof daarnaast ook bewezen, dat verdachten daarna samen de auto van het slachtoffer met daarin zijn lichaam in brand hebben gestoken.
Hogere straf
Op moord en op de verzwaarde doodslag staat dezelfde wettelijke maximumstraf. In 2003 was dat levenslang of een tijdelijke gevangenisstraf van maximaal twintig jaar. De door het hof aan beide verdachten voor die twee feiten opgelegde straf is hoger dan door de rechtbank opgelegd en hoger dan de 16 jaar die door de advocaat-generaal in hoger beroep is geëist. Bij het bepalen van deze straf heeft het hof onder andere meegewogen dat verdachten het slachtoffer in koelen bloede hebben doodgeschoten. Zij hebben er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben gehad voor het leven van het slachtoffer.
Lichaam in brand gestoken
Daarnaast hebben zij ook geen enkel respect getoond voor diens lichaam, doordat zij de auto met daarin het lichaam vervolgens in brand hebben gestoken, waardoor het lichaam op afschuwelijke wijze is verminkt. Daardoor hebben zij de nabestaanden de mogelijkheid ontnomen om op een waardige manier afscheid te nemen van hun echtgenoot, vader, zoon en broer.
13 jaar gezwegen
Deze omstandigheid die het immense leed voor de nabestaanden heeft verzwaard, heeft het hof als strafverzwarend bij de strafoplegging in aanmerking genomen. Verdachten hebben gedurende ruim 13 jaar hun betrokkenheid bij de feiten voor zich gehouden, waardoor de nabestaanden al die jaren in bijtende onzekerheid hebben moeten leven met de vragen wie hun echtgenoot, vader, zoon en broer om het leven had gebracht en waarom. Uit de slachtofferverklaringen blijkt dat de nabestaanden nog steeds lijden onder het gemis van het slachtoffer. Het gerechtshof heeft schadevergoedingen toegekend aan de echtgenote en de kinderen van het slachtoffer.