donderdag, 3. augustus 2017 - 12:20

Advocaten mede schuldig aan schending ambtsgeheim

Advocaten mede schuldig aan schending ambtsgeheim
Foto: Archief EHF
undefined

Een 42-jarige man en een 60-jarige vrouw, beiden advocaat, zijn door de rechtbank schuldig bevonden aan het medeplegen van schending van het ambtsgeheim van een politievrijwilligster. Onder meer omdat hun kantoor er maar zeer beperkt voordeel van heeft gehad en door de grote gevolgen die de zaak reeds voor het duo heeft gehad, legt de rechtbank geen straf op.

Informatie over verkeersongevallen

Een derde verdachte in deze zaak, zij verschijnt op een later moment voor de rechter, speelde als politievrijwilligster vertrouwelijke gegevens over verkeersongevallen door aan de twee letselschadeadvocaten, en daarmee aan de slachtoffers die zij bijstonden. De advocaten hadden wellicht recht op een deel van deze informatie, maar mochten dat in geen geval bij deze politievrijwilligster opvragen. Daartoe bestonden andere kanalen.

Geen omkoping

De verdachten worden vrijgesproken van omkoping, een veel zwaarder verwijt. Uit het dossier blijkt namelijk niet dat het ontvangen van politiegegevens de reden was dat de advocaten de politievrijwilligster hielpen met haar Stichting voor Slachtoffers of haar betaalden. De hulp of betalingen van de advocaten was voor de vrijwilligster ook niet de reden om de gegevens aan hen te verstrekken.

Vertrouwen samenleving geschaad

Desondanks hebben de twee advocaten met hun gedrag bijgedragen aan schending van het vertrouwen van de samenleving in het functioneren van de politie. Ook is door hen het aanzien van en het vertrouwen in de advocatuur geschaad.

Geen straf

Toch krijgen de twee verdachten geen straf opgelegd. De rechters baseren deze beslissing op een aantal conclusies. Ten eerste heeft het advocatenkantoor maar zeer beperkt voordeel gehad van de informatie: het ging alleen om informatie over ongevallen van slachtoffers die al cliënt van het kantoor waren. De gegevens leverden dus geen nieuwe klanten op. Ook kan niet worden vastgesteld dat de advocaten een voor hen gunstigere selectie van zaken konden maken, doordat zij beter geïnformeerd waren. Daarnaast blijkt niet dat de advocaten expres de wet hebben overtreden, wel hadden zij beter moeten weten. Ook is tijdens de behandeling van de zaak in de media een beeld ontstaan dat, gezien de uitspraak van de rechtbank, genuanceerder had moeten zijn. De ervaring leert dat zo’n beeld verdachten zakelijk en privé zal blijven achtervolgen. Als laatste houden de rechters rekening met het feit dat het advocatenkantoor door de zaak uiteen is gevallen en dat het advocatenkantoor, waarvan de verdachten partner waren, reeds een schikking heeft betaald aan het Openbaar Ministerie.