Dat staat in het rapport ‘Kansen voor laagopgeleiden’ dat UWV vandaag heeft uitgebracht. Uit de studie blijkt dat er vooral kansen zijn voor laagopgeleiden in de techniek, transport en logistiek.
Van de laagopgeleiden met een WW-uitkering vindt 63% binnen een jaar weer een baan. Dit is iets lager dan het gemiddelde van 66% voor alle WW’ers. Het valt op dat laagopgeleiden minder langdurig aan het werk gaan dan middelbaar- en hoogopgeleiden. Een kwart van de laagopgeleiden vindt een baan waar hij of zij een jaar aan de slag kan, bij middelbaar en hoger opgeleiden is dit ongeveer een derde. Laagopgeleiden vinden vaak een nieuwe baan via een uitzendbureau. 49% gaat aan de slag met een uitzendcontract, tegenover 19% van de hoogopgeleiden. Van de mensen die aan het werk gaan op basis van een uitzendcontract, blijft bijna de helft minimaal een jaar lang aan het werk. Slechts een klein deel blijft minder dan zes maanden aan het werk.
Meeste kans in techniek en logistiek
Beroepen in de techniek, transport en logistiek bieden de beste kans op werk voor laagopgeleiden. Bijvoorbeeld als hulparbeider in de bouw, magazijnmedewerker, heftruckchauffeur of in de industrie. Ook in agrarische beroepen zijn er goede kansen op werk, maar daar is het werk vaker seizoensgebonden. In bedrijfseconomische en administratieve beroepen zijn de kansen op werk voor laagopgeleiden beperkt. De concurrentie tussen werkzoekenden is hier groot en er verdwijnt vooral op de lagere niveaus werk door technologische ontwikkelingen.
Meerderheid laagopgeleiden heeft vast contract
Laagopgeleiden hebben alleen basisonderwijs of een vmbo- of mbo-diploma op niveau 1. Scholieren en studenten vertekenen de cijfers over hun arbeidsmarktpositie; omdat zij vaak nog geen diploma hebben worden ze gerekend tot deze groep. Wanneer scholieren en studenten buiten beschouwing worden gelaten, heeft een ruime meerderheid (64%) van de laagopgeleiden een vast contract. Dit is bijna evenveel als gemiddeld (67%). Ook werken lager opgeleiden bijna even vaak fulltime als middelbaar- en hoogopgeleiden. Een groot deel heeft dus een redelijk stabiele positie op de arbeidsmarkt. Aan de andere kant zijn lager opgeleiden wel vaker werkloos (9%) dan middelbaar (6%) en hoger opgeleiden (4%), ook wanneer scholieren en studenten niet worden meegerekend.