Dat blijkt uit onderzoek dat DNB heeft laten verrichten voor het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB), een overleg waarin diverse maatschappelijke instanties verbeteringen bespreken van de efficiëntie in het betalingsverkeer. Het MOB beveelt aan om consumenten bij betalingen buiten de deur altijd de keus te geven tussen elektronisch (‘pinnen’) en contant betalen.
Elektronisch betalen neemt snel toe ….
In het eurogebied is Nederland een van de koplopers waar het gaat om de verschuiving van contant naar elektronisch betalen (‘pinbetalingen’). In het zogenoemde toonbankbetalingsverkeer is het percentage contante betalingen tussen 2010 en 2015 teruggelopen van 65 % tot 49 % (zie figuur 1). Als deze trend zich in de komende jaren voortzet, dan ligt het percentage contante betalingen in 2018 rond de 40%. En naarmate we voor kleine betalingen meer gewend raken aan het contact- en pinloos gebruik van de betaalpas, moet voor de periode na 2018 met een verdere daling rekening gehouden worden. Wat betekent dit voor de rol van contant geld en contant betalen?
…. maar contant moet kunnen
Het MOB stelt zich – met DNB – op het standpunt dat het mogelijk moet blijven contant te betalen bij transacties waarbij direct ter plaatse moet worden afgerekend. Sommige consumenten ondervinden nog steeds hinder als zij niet contant kunnen betalen, ondanks het toenemende gebruiksgemak van elektronische betaalmogelijkheden. Dit geldt uiteraard in het bijzonder voor mensen die nog geen betaalpas hebben of deze (al dan niet tijdelijk) niet kunnen gebruiken. Maar het geldt ook voor mensen met een visuele beperking, voor mensen die contant geld gebruiken om niet teveel uit te geven en voor veel jongeren onder de 14 jaar. Bovendien is het niet contant kunnen afrekenen ook bezwaarlijk in situaties waarin men een gerechtvaardigd belang heeft anoniem te willen blijven. Van een andere orde is daarbij dat het voor de stabiliteit en schokbestendigheid van het toonbankbetalingsverkeer belangrijk is dat contant geld een goed alternatief blijft in situaties waarin om welke reden dan ook het elektronisch betalen tijdelijk niet werkt. Daarbij moet bedacht worden dat het op grotere schaal niet-functioneren van het toonbankbetalingsverkeer ontwrichtende maatschappelijke effecten kan hebben. Het gaat vaak om betalingen voor producten waarvan de aanschaf niet kan wachten (zoals levensmiddelen) of diensten die reeds afgenomen zijn (zoals bij het afrekenen van een reeds genoten maaltijd).
Voorzichtig met opgeven contant geld als universeel betaalmiddel
Het belang van bovengenoemde aspecten is moeilijk te kwantificeren, maar bij elkaar zijn zij reden genoeg voorzichtig te willen zijn met het opgeven van contant geld als universeel bruikbaar toonbankbetaalmiddel. In dit verband kan worden verwezen naar de ontwikkelingen in Scandinavië. Hoewel de verschuiving van contant naar elektronisch betalen daar al aanmerkelijk verder is voortgeschreden dan in Nederland, hecht de maatschappij ook daar waarde aan het goed blijven functioneren van contant geld. In Noorwegen hebben de autoriteiten met het oog daarop relatief vroeg wettelijke maatregelen genomen. In Zweden is de behoefte aan bijsturing pas naar voren gekomen toen zich daadwerkelijk knelpunten zijn gaan voordoen. Beide landen laten overigens zien dat met beperkte bijsturing contant geld ook bij een aanzienlijk kleiner aandeel in het toonbankbetalingsverkeer, goed kan blijven functioneren als betaalmiddel.
Standpunt MOB
Voor Nederland kiest het MOB voor een aanpak die steunt op het in vrijwilligheid naleven van de volgende sectorbreed overeengekomen aanbevelingen:
Winkels en andere ‘toonbankinstellingen’ bieden de consument de keus tussen elektronisch en contant betalen, tenzij er specifieke redenen zijn (bijvoorbeeld ten aanzien van veiligheid) om geen contante betalingen te accepteren.
Het weigeren van contante betalingen in situaties waarin men voor een soortgelijk(e) product/dienst praktisch gesproken niet bij een andere aanbieder terecht kan die wel contant geld accepteert (‘lokale monopolies’), acht het MOB in principe onredelijk bezwarend voor het publiek.
Het MOB gaat ervanuit dat toonbankinstellingen overigens in juridische zin vrij zijn zelf te bepalen welke betalingswijzen zij accepteren, mits dit vooraf duidelijk aan de klant wordt bekend gemaakt.
Lokale monopolies
Blijkens de recente Bereikbaarheidsmonitor van het MOB is het aantal toonbankinstellingen dat geen contante betaling accepteert nog zeer laag. In die zin komt de praktijk tegemoet aan de aanbevelingen van het MOB. Minder positief is dat het bij situaties waarin geen contant geld wordt geaccepteerd, vaak gaat om lokale monopolies, waarbij de consument die contant wil betalen praktisch gesproken niet naar een andere aanbieder kan uitwijken. Veelal gaat het dan om instellingen in de collectieve sector, of instellingen die in belangrijke mate met collectieve middelen worden gefinancierd. Zo woont ongeveer 10% van de bevolking in gemeentes waar de leges voor paspoorten en identiteitsbewijzen niet contant kunnen worden betaald. Wil de op vrijwilligheid (en niet op wetgeving) gebaseerde aanpak van het MOB slagen, dan is het wenselijk dat juist deze instellingen het goede voorbeeld geven.