woensdag, 5. oktober 2016 - 11:00 Update: 05-10-2016 11:07

Enkele diergeneesmiddelen mogelijk probleem voor waterkwaliteit

Enkele diergeneesmiddelen mogelijk probleem voor waterkwaliteit
Foto: Archief EHF
Culemborg

Sommige diergeneesmiddelen zijn al bij zeer lage concentraties giftig voor het waterleven. Daardoor vormen enkele veel gebruikte middelen mogelijk een probleem voor de waterkwaliteit.

Dit betreft met name antiparasitaire middelen (bijv. tegen wormen, insecten), die zowel in de veehouderij als voor huisdieren worden gebruikt. Er zijn ook veel gebruikte diergeneesmiddelen die waarschijnlijk geen risico vormen voor de waterkwaliteit. Vanwege beperkte beschikbaarheid van gegevens is er nog weinig zekerheid over de milieueffecten van diergeneesmiddelen.

Om inzicht te krijgen in het vóórkomen en de mogelijke ongewenste effecten van diergeneesmiddelen in water heeft CLM Onderzoek en Advies, in opdracht van STOWA, enkele provincies, waterschappen en Vewin, het diergeneesmiddelengebruik geïnventariseerd en de mogelijke effecten ervan op de waterkwaliteit in beeld gebracht. Risico’s zijn afhankelijk van de omvang van het gebruik, de afbreekbaarheid en mobiliteit van de actieve stof in mest en in de bodem, en de concentraties die giftige effecten veroorzaken in oppervlaktewater. Het onderzoek was gericht op gebruik in de veehouderij.

Weinig data openbaar

In Nederland zijn circa 260 verschillende werkzame stoffen toegelaten als diergeneesmiddel. De toepassing van diergeneesmiddelen in de veehouderij wordt goed geregistreerd door de dierenartsen. Toch is er geen compleet beeld van de omvang van het gebruik, omdat deze data niet openbaar beschikbaar zijn. Ook milieubeoordelingen van diergeneesmiddelen worden veelal niet openbaar gemaakt.

Het onderzoek

Op basis van gegevens van twee dierenartsenpraktijken aangevuld met literatuurgegevens geeft CLM een indicatief beeld welke middelen in welke mate worden toegepast in verschillende sectoren. Van de betreffende werkzame stoffen is in openbare bronnen gezocht naar hun gedrag in het milieu en mogelijke effecten op waterorganismen. Van twee derde van 61 veel gebruikte middelen kon een deel van deze informatie worden gevonden. Hiermee is een overzicht gemaakt van de mate waarin diergeneesmiddelen een potentieel risico vormen voor de waterkwaliteit en voor waterorganismen. In deze studie is niet gekeken naar risico’s voor bodemleven, drinkwaterbereiding en resistentie van bacteriën.

Sommige antiparasitica zeer toxisch voor waterleven

Uit de CLM-studie blijkt dat enkele frequent toegepaste antiparasitica, zoals ivermectine, moxidectine, doramectine en diclazuril, slecht afbreken in het milieu en al bij lage concentraties een risico voor waterorganismen vormen. Vanwege hun soms sterke binding aan bodemdeeltjes, is onduidelijk hoeveel van deze stoffen in het water terecht komt. Verder laat de studie zien dat enkele veel gebruikte antibiotica (trimethoprim, tilmicosine en tylosine) relatief slecht afbreken in het milieu en minder goed aan bodemdeeltjes binden. Daarmee kunnen ze mogelijk uitspoelen naar het water. Deze stoffen zijn minder toxisch voor het waterleven dan de hierboven genoemde antiparasitica. Waterschappen wordt geadviseerd in het veld te gaan meten of de theoretische probleemstoffen ook in de praktijk waterkwaliteitsproblemen veroorzaken.

De opdrachtgevers van de studie zijn STOWA, Hoogheemraadschap van Rijnland, de waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel, Wetterskip Fryslân, Vewin, de provincies Noord-Brabant en Gelderland.

 

Categorie:
Provincie: