Van der G. is door het gerechtshof in Amsterdam op 18 juli 2003 veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien jaar voor de moord op Pim Fortuyn. Hij is met ingang van 2 mei 2014 voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Aan deze voorwaardelijke invrijheidsstelling zijn voorwaarden verbonden waaraan Van der G. zich gedurende de proeftijd (die loopt tot mei 2020) moet houden. Tussen Van der G. en het OM zijn verschillen van inzicht gerezen over de reikwijdte van drie van deze voorwaarden. Deze voorwaarden zijn: (1) dat Van der G. zich psychologisch of psychiatrisch laat begeleiden, (2) dat Van der G. meewerkt aan de evaluatie van de hem opgelegde voorwaarden en (3) dat Van der G. zich regelmatig meldt bij de reclassering.
Psychologische/psychiatrische begeleiding
Van der G. heeft zich laten begeleiden door een psychiater, totdat de psychiater concludeerde dat verdere begeleiding niet langer nodig was. De Staat vindt dat Van der G. zich verder moet laten begeleiden door een psycholoog, maar Van der G. weigert dat. Het hof stelt Van der G. in dit opzicht in het gelijk. Nu de psychiater van mening is dat verdere begeleiding niet zinvol is, biedt de aan Van der G. opgelegde voorwaarde geen ruimte voor verdere begeleiding door een psycholoog.
Evaluatie voorwaarden
In het besluit, waarbij Van der G. voorwaardelijk in vrijheid werd gesteld, is bepaald dat de aan hem opgelegde voorwaarden periodiek zullen worden geëvalueerd. Van der G. stelt zich op het standpunt dat deze bepaling niet op hem slaat (het zou gaan om een werkafspraak tussen OM en reclassering) en dat hij bovendien niet tot medewerking aan evaluatie kan worden verplicht. Het hof beslist anders. Het hof is van oordeel dat deze bepaling duidelijk tot Van der G. is gericht en niet slechts een werkafspraak betreft. Het hof is daarnaast van oordeel dat de re-integratie van Van der G. in de maatschappij wordt bevorderd als de voorwaarden worden aangepast indien daar aanleiding toe is, bijvoorbeeld door een wijziging in de omstandigheden. Het ligt in de rede dat Van der G. daarbij betrokken is door mee te werken aan evaluatie van die voorwaarden.
Meldplicht bij de reclassering
Op grond van deze voorwaarde dient Van der G. zich periodiek te melden bij de reclassering. De Staat is van mening dat Van der G. in dat kader verplicht is inhoudelijke mededelingen te doen en vragen te beantwoorden over zijn situatie. Van der G. is het hier niet mee eens. Hij vindt dat hij kan volstaan met een enkele melding (”Hier ben ik. Tot ziens.”). Het hof is van oordeel dat de voorwaarde meer inhoudt dan een enkele melding en dat Van der Graaf wel degelijk verplicht is vragen van de reclassering te beantwoorden en inzicht te geven in zijn situatie en plannen.